ECLI:NL:CRVB:2008:BC6900

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-6115 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de WAO

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die op 26 oktober 2002 uitviel wegens gezondheidsklachten, heeft in hoger beroep gesteld dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hebben gehouden met haar beperkingen, waaronder gehoorproblemen en psychische klachten. De Centrale Raad van Beroep heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde R.T. van Baarlen. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en de Raad heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen. De Raad concludeert dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen juist zijn. De Raad bevestigt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de geschiktheid van de geselecteerde functies en dat de weigering van de WAO-uitkering aan appellante terecht is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

05/6115 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 1 september 2005, 05/248 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 14 maart 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft R.T. van Baarlen, werkzaam bij Fiscount Arbeid en Recht te Zwolle, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend en heeft vragen van de Raad beantwoord. Namens appellante zijn als reactie hierop diverse stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2008, waar appellante met haar gemachtigde Van Baarlen is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Roele.
II. OVERWEGINGEN
Voor een overzicht van de voor dit geding relevante feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
Appellante is op 26 oktober 2002 wegens spannings-, duizeligheids- en moeheidsklachten uitgevallen voor haar werkzaamheden als meewerkend directeur/administratief medewerkster in een plantenkwekerij.
Het inleidend beroep richt zich tegen het besluit van het Uwv van 31 december 2004 (hierna: het bestreden besluit) waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn besluit van
4 februari 2004, strekkende tot weigering aan appellante van een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) per 25 oktober 2003 omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedraagt.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellante zijn de eerdere beroepsgronden herhaald. Deze houden - kort samengevat - in dat door de (bezwaar)verzekeringsartsen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) onvoldoende rekening is gehouden met de gehoorproblemen, visus-, rug- en psychische klachten van appellante, dat verzuimd is informatie uit de behandelend sector op te vragen en dat ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. Voorts is de geschiktheid voor de geselecteerde functies bestreden. Ten slotte is gesteld dat het maatmaninkomen ten onrechte niet is gemaximeerd en dat de schatting is gebaseerd op andere dan de drie hoogst verlonende functies hetgeen in strijd is met het van toepassing zijnde Schattingsbesluit.
De Raad overweegt als volgt.
De Raad is van oordeel dat het medisch onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is geweest en ziet met de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de bij appellante vastgestelde beperkingen. De Raad stelt in dat kader vast dat bij het onderzoek in bezwaar op basis van dossieronderzoek, informatie uit de hoorzitting en een overgelegd audiogram aanvullende beperkingen vanwege forse gehoorproblemen zijn aangenomen, die, zo blijkt, niet in de FML zijn opgenomen, maar bij de arbeidskundige beoordeling naar de geschiktheid van de geselecteerde functies wel kenbaar zijn betrokken. Door de bezwaarverzekeringsartsen is genoegzaam aangegeven dat de visus-, rug- en psychische klachten niet zijn onderschat. Naar het oordeel van de Raad is door de artsen terecht afgezien van een urenbeperking en is niet nagelaten informatie uit de behandelend sector op te vragen. Nu door appellante geen gegevens zijn overgelegd op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat verdergaande beperkingen in de FML hadden moeten worden opgenomen, concludeert de Raad dat de medische grondslag van het bestreden besluit als juist kan worden aanvaard.
Voor wat betreft de arbeidskundige kant van de schatting, stelt de Raad vast dat bezwaararbeidsdeskundige C. Wouters heeft aangegeven dat een zevental functies resteert, waarvan de functies belastingconsulent (SBC-code 532010), productiemedewerker industrie (SBC-code 11180) en administratief medewerker afhandelingen (SBC-code 515080) uiteindelijk voor de schatting zijn gebruikt. De Raad is gelet op de gegeven arbeidskundige toelichtingen niet gebleken dat appellante de werkzaamheden behorende bij de geselecteerde functies niet zou kunnen verrichten. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat genoegzaam rekening is gehouden met de aangescherpte beperkingen ten aanzien van de gehoorproblemen, de geschiktheid van appellante om auto te rijden en het juiste opleidingsniveau. Gelet op de aan deze functies te ontlenen verdiencapaciteit en het voor appellante maatgevende inkomen, waarbij de Raad vaststelt dat het Uwv terecht aan maximering ervan is voorbijgegaan, dient de vaststelling naar een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 15% voor juist te worden gehouden.
Namens appellante is voorts betoogd dat het Uwv de één na hoogstverlonende functie wel heeft gehandhaafd maar ten onrechte niet heeft gebruikt voor de schatting. Daargelaten de juistheid van deze stelling, stelt de Raad vast dat bij gebruikmaking van deze functie de mate van arbeidsongeschiktheid onverminderd op minder dan 15% moet worden gesteld. Ook indien appellante gevolgd zou worden in haar stelling dat de functies belastingconsulent, administratief medewerker afhandelingen, schadecorrespondent (SBC-code 516080) en sjouwer (SBC-code 111250) ongeschikt zijn voor haar om te vervullen, blijven er drie functies over die evenmin zouden resulteren in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse. Vastgesteld moet worden dat op goede gronden een WAO-uitkering aan appellante is geweigerd.
Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en J.W. Schuttel en
R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.W.A. Schimmel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2008.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) M.W.A. Schimmel.
JL