ECLI:NL:CRVB:2008:BC3538

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-186 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAZ-uitkering en beoordeling van belastbaarheid en geschiktheid voor geselecteerde functies

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 8 december 2005 het beroep van appellante ongegrond verklaarde. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 19 januari 2005, waarin de weigering om haar een WAZ-uitkering toe te kennen na afloop van de wettelijke wachttijd van 52 weken per 29 juni 2004 werd gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat het medische onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig en volledig was uitgevoerd en dat de bevindingen van de artsen van het Uwv niet in twijfel getrokken konden worden. De rechtbank concludeerde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen passend waren, waardoor het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante op de datum in geding correct had gewaardeerd.

In hoger beroep voerde appellante aan dat zij voor alle genoemde werkzaamheden minder valide is, en steunde dit standpunt op een rapport van chiropractor I. Marder D.C. van 19 oktober 2005. De bezwaarverzekeringsarts G.J.A. van Kasteren - van Delden concludeerde echter in haar rapport van 9 februari 2006 dat er geen nieuwe medische feiten waren die zouden leiden tot het aannemen van zwaardere beperkingen op de datum in geding. De Raad oordeelde dat de belasting van de voor appellante geselecteerde functies haar belastbaarheid niet overschreed. De vergelijking van het maatmaninkomen met het loon dat appellante nog kan verdienen, resulteerde in een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 25%, waardoor er geen recht op een WAZ-uitkering bestond.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door J. Brand als voorzitter, met I.M.J. Hilhorst-Hagen en J.P.M. Zeijen als leden, en werd openbaar uitgesproken op 25 januari 2008.

Uitspraak

06/186 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 8 december 2005, 05/219 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 25 januari 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft J.L. Roorda hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2007. Appellante is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. J.J.C. Röttjers.
II. OVERWEGINGEN
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv van 19 januari 2005 (bestreden besluit), waarbij de weigering om aan appellante na afloop van de wettelijke wachttijd van 52 weken per 29 juni 2004 een WAZ-uitkering toe te kennen is gehandhaafd, ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het medische onderzoek voldoende zorgvuldig en volledig is geweest en er geen aanleiding is de bevindingen van de artsen van het Uwv in twijfel te trekken. De rechtbank was voorts van oordeel dat de uiteindelijk aan de schatting ten grondslag gelegde functies passend zijn te achten, zodat het Uwv bij het bestreden besluit de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante op de datum in geding juist heeft gewaardeerd.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij werkelijk voor alle genoemde werkzaamheden minder valide is. Steun voor dit standpunt meent appellante te vinden in een door haar overgelegd rapport van chiropractor I. Marder D.C. van 19 oktober 2005.
De bezwaarverzekeringsarts G.J.A. van Kasteren - van Delden heeft in haar rapport van 9 februari 2006 geconcludeerd dat uit het rapport van de chiropractor geen nieuwe medische feiten aan het licht komen die zouden dienen te leiden tot het aannemen van zwaardere beperkingen op de datum in geding, 29 juni 2004. De Raad heeft geen aanleiding aan dit zorgvuldig gemotiveerde standpunt te twijfelen.
De Raad is voorts van oordeel dat de belasting van de voor appellante geselecteerde functies haar belastbaarheid niet overschrijdt. Vergelijking van het voor appellante geldende maatmaninkomen met het loon dat zij nog kan verdienen met deze werkzaamheden resulteert in een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 25%, zodat per einde van de wettelijke wachttijd van 52 weken geen recht op een WAZ-uitkering bestaat.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspaak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en J.P.M. Zeijen als leden. Deze beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2008.
(get.) J. Brand.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
JL