ECLI:NL:CRVB:2008:BC3535

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-710 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 29 april 2005 besloten om de WAO-uitkering van appellante met ingang van 12 april 2005 in te trekken. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de gezondheidstoestand en beperkingen van appellante niet onjuist had ingeschat en dat het medische onderzoek met de vereiste zorgvuldigheid was uitgevoerd. De verzekeringsarts had eigen medisch onderzoek verricht en informatie bij de huisarts van appellante ingewonnen.

In hoger beroep voerde appellante aan dat haar belastbaarheid niet juist was vastgesteld, en dat zij zowel psychische als lichamelijke problemen had. Ze was onder behandeling van dr. Malmberg en gebruikte diverse medicijnen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellante in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten bevatten die tot een ander oordeel konden leiden. Het feit dat appellante onder behandeling was en medicijnen gebruikte, betekende niet automatisch dat zij meer beperkingen had dan door het Uwv was aangenomen. De verzekeringsarts had rekening gehouden met de informatie van de huisarts, en appellante had geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar stelling kon onderbouwen.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling volgde. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 25 januari 2008.

Uitspraak

06/710 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 22 december 2005, 05/767 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 25 januari 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.P.H. Sanders, advocaat te Doetinchem, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 14 december 2007, waar partijen, zoals zij tevoren hebben bericht, niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 29 april 2005 (bestreden besluit) heeft het Uwv, beslissende op bezwaar, de WAO-uitkering van appellante met ingang van 12 april 2005 ingetrokken.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv de gezondheidstoestand en de beperkingen niet onjuist heeft ingeschat. Niet is gebleken dat het medische onderzoek niet met de vereiste zorgvuldigheid is uitgevoerd. De rechtbank heeft bij haar oordeel betrokken dat de verzekeringsarts eigen medisch onderzoek heeft verricht en informatie bij de huisarts van appellante heeft ingewonnen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv zich op juiste gronden op het standpunt gesteld dat appellante de aan de schatting ten grondslag gelegde functies kan verrichten.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de belastbaarheid niet juist is vastgesteld. Zij heeft zowel psychische als lichamelijke problemen. Zij is nog steeds onder behandeling van dr. Malmberg en gebruikt diverse medicijnen.
Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met haar stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank.
De Raad voegt daar nog aan toe dat het feit dat appellante onder behandeling is van een arts en medicijnen gebruikt niet betekent dat zij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is aangenomen. Door de (bezwaar)verzekeringsarts is hiermee immers rekening gehouden. Voorts is de door de huisarts gegeven informatie, waarin melding wordt gemaakt van de gynaecologische problemen, door de verzekeringsarts bij haar oordeel betrokken.
Appellante heeft ook in hoger beroep geen (medische) informatie overgelegd, die moet leiden tot de conclusie dat zij op de datum in geding meer of andere beperkingen had.
Het hoger beroep slaagt dus niet.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2008.
(get.) J. Brand.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
JL