ECLI:NL:CRVB:2008:BC1318
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Brand
- D.W.M. Kaldenhoven
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van beperkingen bij fibromyalgie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 januari 2008 uitspraak gedaan. Appellante had haar WAO-uitkering met ingang van 1 oktober 2003 ingetrokken gezien het besluit van het Uwv van 22 juni 2004. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, en dat de diagnose fibromyalgie niet voldoende is meegenomen in de beoordeling van haar beperkingen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv voldoende gegevens had om tot een afgewogen oordeel te komen en dat er geen nieuwe gezichtspunten waren die tot een ander oordeel konden leiden.
De Raad heeft de argumenten van appellante overwogen, waaronder de brief van haar fysiotherapeut en de diagnose fibromyalgie van het Jan van Breemeninstituut. Echter, de Raad concludeerde dat de informatie van de fysiotherapeut en de diagnose niet tot een ander oordeel konden leiden. De bezwaarverzekeringsarts had al rekening gehouden met deze informatie en er waren geen objectieve gronden voor verdergaande beperkingen. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat appellante met de aangenomen beperkingen in staat moest worden geacht de geduide functies te verrichten.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het hoger beroep van appellante werd ongegrond verklaard. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan appellante.