ECLI:NL:CRVB:2008:BC1234
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de intrekking van de WAO-uitkering en de maximering van de maatman
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 14 november 2006. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van appellant om de WAO-uitkering van betrokkene per 2 mei 2005 in te trekken, vernietigd. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de maximering van de maatman in overeenstemming is met de wettelijke voorschriften en dat zijn besluit op goede gronden is genomen. Betrokkene heeft geen hoger beroep ingesteld en heeft de aangevallen uitspraak niet bestreden.
Tijdens de zitting heeft appellant zijn standpunt ter zake van de maximering van de maatman niet langer gehandhaafd en verzocht om de aangevallen uitspraak te bevestigen, maar met de bepaling dat de rechtsgevolgen van het besluit van 21 december 2005 in stand blijven. Appellant heeft onderbouwd dat, indien de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene zonder maximering van de maatman wordt vastgesteld, er per 2 mei 2005 geen recht op een WAO-uitkering bestaat.
De Raad heeft overwogen dat, nu betrokkene geen hoger beroep heeft ingesteld, vaststaat dat appellant bij zijn besluit van 21 december 2005 is uitgegaan van de juiste medische beperkingen van betrokkene. Betrokkene kan de voorgehouden functies vervullen en heeft de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid zonder maximering van de maatman niet bestreden. De Raad oordeelt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 21 december 2005 in stand blijven en dat er geen aanleiding is voor schadevergoeding of proceskostenvergoeding aan betrokkene. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er wordt griffierecht geheven van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.