ECLI:NL:CRVB:2008:BC1213
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en medische beperkingen van betrokkene
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had op 13 mei 2004 geoordeeld in het voordeel van betrokkene, die zich per 18 mei 2001 arbeidsongeschikt had gemeld. Appellant had betrokkene geen uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) verstrekt, omdat zij op en na 24 juli 2000 minder dan 25% arbeidsongeschikt zou zijn. Dit besluit werd door de rechtbank vernietigd, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft het onderzoek heropend en deskundigen benoemd, waaronder de zenuwarts C.F.J. Kemperman. Deze deskundige concludeerde dat betrokkene leed aan een somatisatiestoornis en een persoonlijkheidsstoornis, wat haar arbeidsmogelijkheden aanzienlijk beperkte. De Raad oordeelde dat de conclusies van de deskundige begrijpelijk en overtuigend waren, en dat de medische grondslag van de bestreden besluiten op goede gronden berustte.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. De Raad concludeerde dat de arbeidskundige grondslag niet in twijfel kon worden getrokken en dat de functies die voor betrokkene geschikt werden geacht, daadwerkelijk vervuld konden worden. De uitspraak werd gedaan op 4 januari 2008, met J. Brand als voorzitter en D.W.M. Kaldenhoven als griffier.