ECLI:NL:CRVB:2007:BC0037

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-5326 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid voorgehouden functies

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 14 juli 2005, waarin de rechtbank oordeelde dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht de WAO-uitkering van appellante per 3 augustus 2003 heeft ingetrokken. Appellante heeft, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.J.G. Voets, hoger beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 26 oktober 2007. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden zoals vermeld in de aangevallen uitspraak als vaststaand aangenomen. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe relevante gezichtspunten naar voren gebracht, maar herhaalt in essentie de argumenten die zij eerder in beroep heeft aangevoerd.

De Raad heeft de nadere arbeidskundige stukken die door het Uwv zijn ingediend in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet van beslissende betekenis zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de besluitvorming. De Raad is van oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd waarom de aan appellante voorgehouden functies door haar kunnen worden vervuld, rekening houdend met de vastgestelde medische beperkingen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 december 2007.

Uitspraak

05/5326 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 14 juli 2005, 04/3071 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 7 december 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.J.G. Voets, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en bij schrijven van 26 maart 2007 nadere stukken in het geding gebracht.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 26 oktober 2007, waar partijen -met voorafgaand bericht- niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad neemt als vaststaand aan de feiten en omstandigheden die als zodanig zijn vermeld in de aangevallen uitspraak.
In de aangevallen uitspraak is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat het Uwv terecht de aan appellante toegekende uitkering per 3 augustus 2003 heeft ingetrokken.
Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van hetgeen door haar reeds in beroep is aangevoerd. Nieuwe relevante gezichtspunten zijn in hoger beroep niet naar voren gebracht.
Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de grieven van appellante afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die grieven niet kunnen slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig.
In het voorgaande ligt besloten dat de Raad evenmin als de rechtbank aanleiding ziet om het verzoek om benoeming van een medische deskundige in te willigen.
Met betrekking tot de door het Uwv in hoger beroep bij schrijven van 26 maart 2007 ingebrachte nadere arbeidskundige stukken overweegt de Raad dat deze niet van beslissende betekenis zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de in geding zijnde besluitvorming. Het Uwv heeft naar het oordeel van de Raad reeds voorafgaand aan de procedure in hoger beroep afdoende gemotiveerd waarom de aan appellante voorgehouden functies door haar met de ten aanzien van haar vastgestelde medische beperkingen kunnen worden vervuld.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier, uitgesproken in het openbaar op 7 december 2007.
(get.) R.C. Stam.
(get.) M. Gunter.
MH