ECLI:NL:CRVB:2007:BB9531
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake de toepassing van artikel 44 van de WAO op de door appellante genoten inkomsten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 15 november 2006. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 15 februari 2006, waarbij het Uwv had besloten om artikel 44 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te passen op de door appellante genoten inkomsten. De rechtbank had in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat het beroep van appellante ongegrond was, en het hoger beroep van appellante heeft geen doel getroffen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de grieven van appellante niet konden slagen. Appellante was niet verschenen op de zitting, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was door mr. J.T. Wielinga. De Raad oordeelde dat de rechtbank de grieven van appellante afdoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet konden slagen. De Raad vond de wijze waarop het Uwv had bepaald welke inkomsten aan de uitbreiding van de werkzaamheden van appellante moesten worden toegerekend, aanvaardbaar. Appellante had geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht in hoger beroep, en de Raad concludeerde dat het Uwv tot een juist oordeel was gekomen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.