ECLI:NL:CRVB:2007:BB8649
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de weigering van een WAO-uitkering na hoger beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 6 september 2005, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om geen WAO-uitkering toe te kennen, ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 november 2007 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B. van Dijk, heeft hoger beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 12 oktober 2007. Het Uwv was vertegenwoordigd door W.R. Bos.
De rechtbank had eerder het besluit van 22 oktober 2004, waarin werd besloten om appellante met ingang van 17 februari 2003 geen WAO-uitkering toe te kennen, bevestigd. In hoger beroep heeft appellante geen nieuwe argumenten naar voren gebracht, maar enkel herhalingen van eerdere stellingen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en voegde daaraan toe dat een onderzoeksrapport van verzekeringsarts J.G. Voogd, dat na de periode in geding was opgesteld, niet relevant was voor de beoordeling van de zaak.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en oordeelde dat de rechtbank terecht geen proceskostenveroordeling heeft uitgesproken. De Raad heeft ook de stelling van appellante verworpen dat het wettelijk kader in het besluit van 22 oktober 2004 onduidelijk zou zijn. De uitspraak werd gedaan door J. Brand als voorzitter, met I.M.J. Hilhorst-Hagen en J.P.M. Zeijen als leden, en in aanwezigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier.