ECLI:NL:CRVB:2007:BB8649

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-5782 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de weigering van een WAO-uitkering na hoger beroep

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 6 september 2005, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om geen WAO-uitkering toe te kennen, ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 november 2007 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B. van Dijk, heeft hoger beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 12 oktober 2007. Het Uwv was vertegenwoordigd door W.R. Bos.

De rechtbank had eerder het besluit van 22 oktober 2004, waarin werd besloten om appellante met ingang van 17 februari 2003 geen WAO-uitkering toe te kennen, bevestigd. In hoger beroep heeft appellante geen nieuwe argumenten naar voren gebracht, maar enkel herhalingen van eerdere stellingen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en voegde daaraan toe dat een onderzoeksrapport van verzekeringsarts J.G. Voogd, dat na de periode in geding was opgesteld, niet relevant was voor de beoordeling van de zaak.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en oordeelde dat de rechtbank terecht geen proceskostenveroordeling heeft uitgesproken. De Raad heeft ook de stelling van appellante verworpen dat het wettelijk kader in het besluit van 22 oktober 2004 onduidelijk zou zijn. De uitspraak werd gedaan door J. Brand als voorzitter, met I.M.J. Hilhorst-Hagen en J.P.M. Zeijen als leden, en in aanwezigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier.

Uitspraak

05/5782 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 6 september 2005, 04/1106 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 23 november 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B. van Dijk, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2007. Appellante is aldaar, zoals tevoren is bericht, niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door W.R. Bos.
II. OVERWEGINGEN
Onder verwijzing naar de aangevallen uitspraak voor een uitgebreidere weergave van de feiten en omstandigheden die in dit geding van belang zijn, volstaat de Raad met het volgende.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het besluit van 22 oktober 2004, waarbij in bezwaar is gehandhaafd het besluit appellante met ingang van 17 februari 2003 geen WAO-uitkering toe te kennen, ongegrond verklaard.
Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van hetgeen reeds in beroep is aangevoerd. Nieuwe gezichtspunten zijn niet naar voren gebracht.
De Raad onderschrijft de ter zake door de rechtbank gehanteerde overwegingen en gegeven oordelen volledig en maakt deze tot de zijne. Aan de overwegingen van de rechtbank voegt de Raad enkel toe dat het in hoger beroep namens appellante overgelegde en in het kader van de Wet op de (re)integratie Arbeidsgehandicapten opgestelde onderzoeksrapport van verzekeringsarts J.G. Voogd van 23 augustus 2005 voor de beoordeling van het onderhavige geding niet relevant is, aangezien het betrekking heeft op een datum gelegen na de periode in geding.
Het voorgaande betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
In deze bevestiging ligt ook besloten dat de Raad van oordeel is dat de rechtbank terecht geen proceskostenveroordeling heeft uitgesproken. De Raad volgt appellante niet in haar stelling dat het wettelijk kader in het besluit van 22 oktober 2004 onduidelijk is. Dienaangaande merkt de Raad op dat de aanvraag van appellante is opgevat als een zogeheten AMBER-claim, hetgeen ook in het besluit van 22 oktober 2004 tot uiting is gekomen.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en
J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 november 2007.
(get.) J. Brand.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
MK