ECLI:NL:CRVB:2007:BB4727

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/5330 + 05/5745 + 07/399 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding in hoger beroep tegen Uwv met betrekking tot WAO-uitkering

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 augustus 2005, waarin haar bezwaar tegen de weigering van een WAO-uitkering werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 september 2007 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 24 augustus 2007 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.K. Dekker. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten van de rapportage van orthopedisch chirurg O. Schreuder alsnog door het Uwv zullen worden vergoed. De geschilpunten in hoger beroep betroffen de kosten van rapporten van Instituut Psychosofia, die volgens de Raad niet voor vergoeding in aanmerking komen op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Raad heeft geoordeeld dat appellante geen belang meer heeft bij de beoordeling van het hoger beroep, waardoor zowel het hoger beroep als het beroep tegen het besluit II niet-ontvankelijk zijn verklaard. Het beroep tegen besluit III is ongegrond verklaard, omdat de kosten voor Instituut Psychosofia niet vergoed worden. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep, vastgesteld op € 322,-, en het griffierecht van € 103,- aan appellante te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter en R.C. Stam en J.P.M. Zeijen als leden.

Uitspraak

05/5330 + 05/5745 + 07/399 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 augustus 2005, 05/467 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 september 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2007. Appellante is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. M.K. Dekker.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 30 juni 2003 is appellante per 2 juni 2003 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) geweigerd om de reden dat de mate van haar arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedraagt. Bij besluit van 28 december 2004 (besluit I) is het namens appellante gemaakte bezwaar tegen het besluit van 30 juni 2003 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak is het tegen dat besluit ingestelde beroep wegens een motiveringsgebrek van de arbeidskundige component van de schatting ongegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Het Uwv is opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Voorts heeft de rechtbank bepalingen opgenomen omtrent de vergoeding van griffierecht en proceskosten, bestaande uit
€ 322,- voor het indienen van het beroepschrift en € 45,- voor de kosten van het opvragen van informatie bij Commit Arbo van
27 mei 2004. Het Uwv heeft in deze uitspraak berust.
Bij besluit van 26 augustus 2005 (besluit II) is het bezwaar tegen het besluit van 30 juni 2003 wederom ongegrond verklaard.
Op 12 december 2006 heeft het Uwv wederom een nieuwe beslissing op bezwaar genomen (besluit III). Nader arbeidskundig onderzoek heeft de bezwaararbeidsdeskundige gebracht tot de conclusie dat er slechts twee van de appellante voorgehouden functies passend zijn, dat er derhalve te weinig functies zijn om de schatting op te baseren en dat aan appellante per 2 juni 2003 een WAO-uitkering toegekend dient te worden, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.
Ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde van het Uwv verklaard dat de kosten van de rapportage van orthopedisch chirurg O. Schreuder d.d. 23 maart 2005 alsnog zullen worden vergoed, zodat in hoger beroep nog slechts in geschil is de vergoeding van de kosten van de rapporten van Instituut Psychosofia (I.P.) van 21 juli 2003 en 21 april 2005.
Op het punt van de in bezwaar gemaakte kosten is het Uwv niet ten volle aan appellante tegemoet gekomen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Raad (zie in dit verband de recente uitspraak van de Raad van 15 mei 2007, LJN:BA5367) komen de rapporten van mevrouw Verhage van I.P. als de onderhavige niet voor vergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht in aanmerking.
Uit het vorenstaande volgt dat appellante geen belang meer heeft bij beoordeling door de Raad van het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak en het beroep tegen besluit II. Zowel het hoger beroep als dat beroep wordt dientengevolge niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen besluit III faalt omdat de kosten voor I.P. niet voor vergoeding in aanmerking komen. Nu het Uwv alsnog de kosten van Schreuder vergoedt, ziet de Raad reden om het Uwv in de proceskosten in hoger beroep te veroordelen. De Raad stelt die kosten vast op € 322,- (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift). Tevens dient het Uwv het door appellante betaalde griffierecht te vergoeden.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 26 augustus 2005 niet-ontvankelijk;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 12 december 2006 ongegrond;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante in hoger beroep ten bedrage van € 322,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht van
€ 103,- aan haar dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en R.C. Stam en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.W. Ris-van Huussen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 september 2007.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) A.C.W. Ris-van Huussen.
JL