ECLI:NL:CRVB:2007:BB2803
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- B.M. van Dun
- R.P.Th. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van overuren in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 augustus 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, die van 4 april 1977 tot 1 juli 2005 als chauffeur werkzaam was, stelde dat het Uwv bij de vaststelling van zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per week ten onrechte geen rekening had gehouden met structureel overwerk van gemiddeld 14 uur per week. Het Uwv had hem een WW-uitkering toegekend, berekend naar een gemiddeld aantal arbeidsuren van 39,45 per week, en de rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 18 juli 2007 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt herhaald. Hij betoogde dat het overwerk inherent was aan zijn functie als internationaal vrachtwagenchauffeur en dat er sprake was van een bestendige praktijk waarbij de arbeidsovereenkomst qua arbeidsduur feitelijk een grotere omvang had gekregen. De Raad overwoog dat appellant de enige chauffeur was die overwerk verrichtte en dat zijn collega’s dit weigerden, wat door de werkgever werd geaccepteerd. Dit leidde de Raad tot de conclusie dat er geen sprake was van een verplicht karakter van de overuren.
De Raad bevestigde dat het Uwv de meeruren van appellant terecht als overuren had aangemerkt en deze buiten beschouwing had gelaten voor de berekening van het gemiddeld aantal arbeidsuren per week. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier M.R.S. Bacon.