ECLI:NL:CRVB:2007:BB1168
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante, A. te B., tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 29 mei 2006. De Centrale Raad van Beroep heeft op 31 juli 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep, dat was ingesteld tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn. Dit besluit, genomen op 20 mei 2005, hield in dat de bijstand van appellante over de periode van 1 juli 1997 tot en met 31 juli 2004 werd ingetrokken en dat de gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 28.551,37 van appellante teruggevorderd werden. De reden hiervoor was dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van haar bankrekeningen en de daarop staande tegoeden.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het College ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad vastgesteld dat appellante niet had aangetoond dat de tegoeden op de bankrekeningen niet van haar waren, en dat zij zonder enige beperking beschikkingsbevoegd was over deze rekeningen. De Raad oordeelde dat het College bevoegd was om de bijstand in te trekken op basis van artikel 54, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet werk en bijstand (WWB) en dat de terugvordering van de bijstand in overeenstemming was met de vaste gedragslijn van het College.
De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van deze gedragslijn af te wijken. Het hoger beroep van appellante werd verworpen, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.