[A. te B.] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 8 december 2005, 04/355 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 4 juli 2007
1.1. Namens appellante heeft mr. H.J.G. Bunskoek, werkzaam bij De Unie, hoger beroep ingesteld.
1.2. Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2007. Appellante is niet verschenen. Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.G.M. van der Meer, werkzaam bij Uwv.
2.1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.2. Appellante, geboren 14 augustus 1986, lijdt aan het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS). Zij is extreem vermoeid en kan zich slecht concentreren. Het volgen van onderwijs is voor haar erg moeilijk.
2.3. Op 22 mei 2003 heeft appellante op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) Uwv verzocht de aanschafkosten van een laptop ten bedrage van € 2.268,45 te vergoeden.
2.4. In het kader van deze aanvraag heeft de verzekeringsarts L.J. Niemeijer appellante onderzocht en op 28 augustus 2003 geconcludeerd dat appellante als gevolg van het chronisch vermoeidheidssyndroom snel vermoeid is, dat er geen motorische problemen zijn, dat er geen sprake is van een visuele of cognitieve handicap en dat appellante in staat moet worden geacht met pen of vulpen te schrijven. In het kader van dit onderzoek heeft de verzekeringsarts informatie opgevraagd bij de behandelend kinderpsychiater dr. L.M.D. Buhre.
2.5. Bij besluit van 10 december 2003 heeft Uwv onder verwijzing naar artikel 22, vierde lid, van de Wet REA vergoeding van de laptop geweigerd omdat niet is gebleken dat er een medische noodzaak is voor het gebruik daarvan.
2.6. In het kader van de behandeling van het bezwaar van appellante tegen het besluit van 10 december 2003 heeft de bezwaarverzekeringsarts M.A. Peerden op 5 maart 2004 beoordeeld of appellante op basis van de Regeling Computervoorzieningen in het onderwijs 1999 (hierna: de Regeling) in aanmerking komt voor een laptop. Daarbij heeft hij geconcludeerd dat bij appellante geen sprake is van een visuele, motorische of cognitieve handicap zodat zij niet onder het bereik van de Regeling valt.
2.7. Bij besluit van 11 maart 2004 heeft Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 10 december 2003 ongegrond verklaard. Daarbij is aangegeven dat bij de verstrekking van computervoorzieningen voor het volgen van onderwijs het beleid wordt gevolgd dat is opgenomen in de Regeling. Op grond daarvan is een computervoorziening uitsluitend mogelijk bij een visuele, motorische of cognitieve handicap. Uwv stelt zich op het standpunt dat daarvan bij appellante geen sprake is.
2.8. Appellante heeft tegen het besluit van 11 maart 2004 beroep ingesteld bij de rechtbank.
2.9. Bij brief aan de rechtbank van 19 november 2004 heeft Uwv het besluit van 11 maart 2004 nader gemotiveerd. Daarbij is aangegeven dat omdat de laptop niet is aangevraagd ter vervanging van pen en papier, maar voor gebruik ter voorkoming van leerachterstanden door schoolverzuim, de aanvraag wordt afgewezen op grond van artikel 9, aanhef en onder a, van het Reintegratie-instrumentenbesluit Wet REA.
3.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 11 maart 2004 ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat appellante onder de categorie “Overige gehandicapten” van de Regeling valt zodat zij niet voor een computervoorziening in aanmerking komt. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat artikel 9, aanhef en onder a, van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA tot gevolg heeft dat Uwv niet bevoegd is een laptop te verstrekken die wordt aangewend om door ziekte opgelopen onderwijsachterstand te compenseren.
4. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd.
4.1. Appellante stelt zich op het standpunt dat haar vermoeidheid er toe leidt dat bij het gebruik van een pen haar handschrift snel onleesbaar wordt. Voorts geeft zij aan dat de laptop haar ondanks haar ziekte in staat stelt onderwijs te volgen doordat zij op elk gewenst moment de leerstof tot zich kan nemen en opdrachten kan maken. Via de computer is er contact met de leraren en worden er opdrachten aan haar verstrekt. Het huiswerk en de benodigde informatie worden via de computer verzonden. De gevraagde computervoorziening heeft voor appellante een veel grotere betekenis dan slechts het vervangen van pen en papier.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1. De Raad stelt vast dat appellante de laptop niet alleen heeft aangevraagd als hulp bij het schrijven, maar tevens als hulpmiddel bij de communicatie met haar leerkrachten, het verwerken van de leerstof en het maken van huiswerk.
5.2. Artikel 22, vierde lid, van de Wet REA luidde ten tijde in geding:
“4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan op aanvraag aan de persoon, bedoeld in artikel 11 voorzieningen toekennen die hem in staat stellen onderwijs te volgen.”
5.3. Ter zake van de verstrekking van computervoorzieningen voor het volgen van onderwijs hanteert Uwv beleid, dat is vastgelegd in de bijlage bij de Regeling. Het beleid houdt, voorzover voor de beoordeling van deze zaak van belang, het volgende in:
“Artikel 1 Het landelijk instituut sociale verzekeringen voert ter zake van verstrekking van computervoorzieningen voor het volgen van onderwijs een beleid als weergegeven in de bijlage bij deze regeling.
(…..)
Op grond van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten en het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA is het Lisv bevoegd om voorzieningen te verstrekken voor het volgen van onderwijs. Deze voorzieningen kunnen bestaan in verschillende vormen, waaronder voorzieningen in de vorm van (vergoedingen voor) hulpmiddelen nodig voor het verblijf op school, voor het volgen van onderwijs of voor het voorbereiden en uitwerken van lessen of werkstukken de dergelijke buiten de school, in het algemeen bij de betrokkene thuis. Een veel voorkomend hulpmiddel voor gehandicapten is een computer al dan niet met randapparatuur en aanpassingen. De computer wordt verstrekt als voorziening voor het schrijven c.q. om pen en papier te vervangen. Voor het volgen van onderwijs zijn onderwijsleermiddelen nodig die dienen om leerstof aan te bieden en kennis en vaardigheden te oefenen. Het is aan de school om het onderwijsleerproces met passende methodieken en middelen vorm te geven. De school dient de leerboeken en overige onderwijsleermiddelen die op school gebruikt worden ook beschikbaar te stellen om thuis mee te oefenen. De computer wordt in het reguliere basis- en vervolgonderwijs steeds meer gebruikt als een onderwijsleermiddel. Als gevolg daarvan heeft zich een wijziging voorgedaan in de aanvragen van de cliënt. De vraag naar laptops voor het maken van huiswerk nam toe, de voorzieningen in het speciale onderwijs worden in een vroeger stadium aangevraagd en ook de vraag in het beroeps-, HBO en universitair onderwijs is gewijzigd. Het Lisv heeft gemeend met dit besluit tegemoet te komen aan de maatschappelijke ontwikkelingen in deze. Het beleid zal er als volgt uitzien.
Blinden
(….)
De leerling volgt regulier voortgezet onderwijs.
Voorziening: draagbare computer met brailleleesregel en een scanner als accessoire bij de verstrekte computer zodra de noodzaak van regelmatig gebruik kan worden aangetoond.
(….)
Slechtzienden
(….)
De leerling volgt regulier voortgezet onderwijs.
Voorziening: draagbare computer met tekstvergroting en een scanner als accessoire bij de verstrekte computer zodra de noodzaak van regelmatig gebruik kan worden aangetoond.
(….)
Motorisch gehandicapten
(….)
De leerling volgt regulier voortgezet onderwijs.
Voorziening: draagbare computer eventueel met aanpassingen.
(….)
Cognitief gehandicapten
(….)
De leerling volgt regulier voortgezet onderwijs.
Voorziening: niet van toepassing.
Overige gehandicapten
Voorziening niet van toepassing. De computer biedt geen oplossing of maakt onderdeel uit van een behandeling of therapie.”
5.4. Uwv heeft appellante op grond van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling ingedeeld in de categorie “ Overige gehandicapten”. Deze indeling is door appellante niet bestreden en ook de Raad gaat hiervan uit.
5.5. Appellante heeft verschillende - onder meer medische - verklaringen in geding gebracht op grond waarvan naar het oordeel van de Raad twijfel bestaat over de conclusie van de verzekeringsgeneeskundige L.J. Niemeijer dat appellante - ondanks haar inspanningsbeperking - geen beperkingen ondervindt bij het schrijven met pen en papier. In dat licht bezien is de medische beoordeling door de bezwaarverzekeringsarts M.A. Peerden ten onrechte beperkt gebleven tot de indeling van appellante in de categorie “Overige gehandicapten”. Deze beoordeling dient naar het oordeel van de Raad te zijn gericht op de vraag of CVS bij appellante leidt tot beperkingen in het schrijven met pen en papier. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord rijst de vraag of, en in welke mate, deze beperkingen kunnen worden opgeheven door het gebruik van een laptop. Vervolgens dient te worden beoordeeld of het in de Regeling ten aanzien van de categorie “Overige gehandicapten” geformuleerde beleid aan appellante kan worden tegengeworpen in aanmerking genomen de vraag of de CVS-problematiek van appellante voldoende onderscheidend is om een verschillende behandeling met de gevallen waarin wel een begunstigend beleid is voorzien te kunnen rechtvaardigen.
5.6. Het voorgaande betekent dat - met vernietiging van de aangevallen uitspraak - het beroep van appellante tegen het besluit van 11 maart 2004 gegrond dient te worden verklaard en dat dit besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te worden vernietigd.
5.7. Grond voor vernietiging van het besluit van 11 maart 2004 bestaat naar het oordeel van de Raad eveneens voor zover Uwv vergoeding van de laptop heeft geweigerd op grond van artikel 9, aanhef en onder a, van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA.
5.8. Uit de uitspraak van de Raad van 10 april 2003 (LJN: AF8629) volgt dat indien een laptop niet als schrijfvoorziening ter vervanging van pen en papier wordt aangevraagd, het gaat om een niet in de Regeling verdisconteerde voorziening die op zijn eigen merites aan de hand van artikelen 11 en 22, vierde lid, van de Wet REA moet worden beoordeeld. Dit geldt voor zover appellante de laptop heeft aangevraagd als onderwijsleermiddel bij ziekteverzuim. Daarbij kan naar het oordeel van de Raad niet worden volstaan met de enkele stelling dat het in zoverre gaat om een voorziening op het gebied van onderwijs die behoort tot de verstrekking waarvoor een regeling is getroffen onder verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Uit hetgeen door Uwv in dit verband is aangevoerd heeft de Raad niet kunnen afleiden dat onder verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een regeling is getroffen die als een voorliggende voorziening voor het verstrekken van een laptop in de omstandigheden van appellante moet worden aangemerkt.
5.10. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep slaagt en dat Uwv een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
5.11. De Raad ziet ten slotte aanleiding Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze worden begroot op € 644,-- in beroep en € 322,-- in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep;
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het besluit van 11 maart 2004;
Bepaalt dat Uwv een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
Veroordeelt Uwv in de proceskosten van appellante in beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 966,--, te betalen door Uwv;
Bepaalt dat Uwv appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 133,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en H.J. de Mooij en F.J.L. Pennings als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.R. Bagga als griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2007.