ECLI:NL:CRVB:2007:BA9501
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WAJONG-uitkering aan jeugdgehandicapte
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar verzoek om een WAJONG-uitkering werd afgewezen. Appellante, geboren op 1 januari 1966, had in 2001 een aanvraag ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) voor een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid, omdat zij als jeugdgehandicapte werd aangemerkt. Het Uwv had in 2002 besloten om haar aanvraag af te wijzen, wat appellante niet accepteerde en leidde tot een rechtszaak. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, omdat zij onvoldoende bewijs had geleverd dat zij op haar 17e verjaardag arbeidsongeschikt was.
In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten en voegde een verklaring toe van psycholoog M. van Overmeir, waarin werd gesteld dat de problematiek van appellante al in haar jeugd aanwezig was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de omstandigheden die appellante naar voren had gebracht niet voldoende waren om het eerdere besluit van het Uwv te weerleggen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een expertise en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat het Uwv haar medische situatie op de relevante datum had miskend. De verklaring van de psycholoog werd niet als doorslaggevend beschouwd, omdat deze geen inzicht gaf in de ontwikkeling van de problematiek in de jeugd van appellante. De Raad besloot dat het hoger beroep geen doel trof en dat er geen proceskostenveroordeling nodig was.