ECLI:NL:CRVB:2007:BA5172
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van vergoeding voor digitale hoortoestellen aan arbeidsgehandicapte
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die een vergoeding heeft aangevraagd voor de aanschaf van digitale hoortoestellen op basis van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet Rea). De appellant, die sinds 1 augustus 2004 werkzaam is als medewerker creditcontrol, heeft een gehoorverlies van circa 55 dB en heeft de status van arbeidsgehandicapte. De aanvraag voor vergoeding van de hoortoestellen, die € 3.090,20 kosten, werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen. Het Uwv stelde dat het niet bevoegd was om de kosten aanvullend te vergoeden, omdat de hoortoestellen ook in de privésfeer gebruikt worden.
De rechtbank Utrecht verklaarde het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond, onder verwijzing naar de Wet Rea en het Reïntegratie-instrumentenbesluit. De rechtbank oordeelde dat alleen hoortoestellen die vrijwel uitsluitend voor de werksituatie zijn geïndiceerd voor vergoeding in aanmerking komen. De appellant ging in hoger beroep, waarbij hij betoogde dat de hoortoestellen ook noodzakelijk zijn voor zijn werk.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv ten onrechte had gesteld dat de Ziekenfondswet (Zfw) een uitsluitende voorliggende voorziening was. De Raad concludeerde dat het Uwv bevoegd is om een vergoeding toe te kennen voor hoortoestellen die specifiek zijn afgestemd op de werksituatie van de appellant. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en oordeelde dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar moest nemen, waarbij het rekening moest houden met de specifieke eisen die aan hoortoestellen in de werksituatie worden gesteld. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant.