ECLI:NL:CRVB:2006:AY4937
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Korting op bijstandsuitkering in verband met alleenstaande-ouderkorting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die een uitkering ontving op grond van de Algemene bijstandswet (Abw) naar de norm voor een alleenstaande ouder. De uitkering werd gewijzigd naar de norm voor een alleenstaande toen zijn dochter op 23 april 2001 achttien jaar werd. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden had een bedrag van € 807,12 op de uitkering van appellant in mindering gebracht, omdat hij van de Belastingdienst inkomsten had ontvangen in de vorm van alleenstaande-ouderkorting (AOK).
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en het College heeft uiteindelijk besloten om het bedrag van € 807,12 aan appellant terug te betalen, omdat hij achteraf gezien geen recht had op de AOK. Echter, het College heeft ook vastgesteld dat appellant in 2001 wel als alleenstaande ouder was aangemerkt door de Belastingdienst, waardoor hij recht had op de AOK. Het College besloot om het ten onrechte terugbetaalde bedrag niet van appellant terug te vorderen om te voorkomen dat hij in een slechtere positie zou komen te verkeren.
De rechtbank Utrecht verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het College ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de argumenten van appellant in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten bevatten en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad merkte op dat het besluit van het College niet ging over de wijze van verrekening van verdiensten uit arbeid met de uitkering, en dat dit onderwerp niet in deze procedure aan de orde kon komen. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met R.M. van Male als voorzitter en J.J.A. Kooijman en J.N.A. Bootsma als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2006.