ECLI:NL:CRVB:2005:AU8957

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/5552 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen toekenning bijzondere bijstand met terugwerkende kracht door Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft appellant, een ondernemer, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin zijn aanvraag voor bijzondere bijstand met terugwerkende kracht was afgewezen. De aanvraag was ingediend op 7 augustus 2003, maar gedaagde, het Dagelijks Bestuur van de Regionale sociale dienst Pentasz Mergelland, had deze afgewezen op basis van het feit dat de kosten betrekking hadden op de besloten vennootschap van appellant en op verzekeringen die verband hielden met zijn zelfstandig ondernemerschap. Gedaagde had wel een woonkostentoeslag toegekend voor de periode van 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004.

De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar enkel op basis van het motiveringsbeginsel, en gedaagde opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Appellant ging in hoger beroep, maar beperkte zich in zijn argumentatie tot de overweging van de rechtbank dat er geen aanleiding was om bijzondere bijstand met terugwerkende kracht toe te kennen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het uitgangspunt rechtvaardigden dat bijstand op aanvraag wordt verleend en dat er in beginsel geen bijstand met terugwerkende kracht wordt toegekend.

De Raad concludeerde dat appellant niet had aangetoond dat hij eerder dan op 7 augustus 2003 een aanvraag had ingediend en dat er geen bewijs was dat hij eerder actie had ondernomen richting gedaagde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

04/5552 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het Dagelijks Bestuur van de Regionale sociale dienst Pentasz Mergelland, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Ingevolge een gemeenschappelijke regeling treedt in dit geding gedaagde in de plaats van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Vaals. In dit geding wordt onder gedaagde mede dat college verstaan.
Namens appellant heeft mr. R.C.C.M. Nadaud, advocaat te Vaals, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 13 september 2004, reg.nr. 04/298 WWB.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is, gevoegd met de gedingen onder procedurenummers 04/234 NABW en 04/6602 NABW, behandeld ter zitting van 8 november 2005, waar appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Nadaud, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door L. Klinkers, werkzaam bij Pentasz Mergelland. In het onderhavige geding wordt heden afzonderlijk van de gedingen met procedurenummer 04/234 NABW en 04/6602 NABW uitspraak gedaan.
II. MOTIVERING
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Appellant exploiteert een bedrijf. Op 7 augustus 2003 diende appellant bij gedaagde een aanvraag in om bijzondere bijstand in de kosten voor wonen en levensonderhoud. Gedaagde heeft deze aanvraag afgewezen bij besluit van 23 september 2003, op de grond dat deze kosten betrekking hebben op de besloten vennootschap en op verzekeringen afgesloten in verband met het zelfstandig ondernemerschap van appellant. Bij dat besluit heeft gedaagde appellant wel bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag toegekend over de periode van 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004 ten bedrage van € 23,57 per maand.
Bij besluit van 20 januari 2004, voorzover van belang, heeft gedaagde het bezwaar tegen het besluit van 23 september 2003 gegrond verklaard in die zin dat de motivering van het besluit van 23 september 2003 onder meer is aangevuld met de overweging dat er geen aanleiding is om de bijzondere bijstand met terugwerkende kracht toe te kennen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen omtrent proceskosten en griffierecht - het beroep tegen het besluit van 20 januari 2004 wegens strijd met het motiveringsbeginsel gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat gedaagde met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar neemt.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd, en zich daarbij blijkens het hoger beroepschrift en hetgeen ter zitting van die zijde is gesteld uitdrukkelijk beperkt tot de overweging van de rechtbank dat er geen aanleiding is om met terugwerkende kracht bijzondere bijstand te verlenen. Daarbij heeft appellant tevens aangegeven geen bezwaar meer te hebben tegen de (ingangsdatum van de) woonkostentoeslag.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Uit het in artikel 67, eerste lid, van de Abw neergelegde primaire uitgangspunt volgt dat bijstand op aanvraag wordt verleend en dat derhalve in beginsel geen bijstand wordt toegekend met terugwerkende kracht. Dit geldt zowel voor algemene bijstand als voor bijzondere bijstand. Van dat uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Raad is in dit geval van dergelijke omstandigheden niet gebleken.
Niet is komen vast te staan dat appellant al eerder dan op 7 augustus 2003 bijzondere bijstand voor de in geding zijnde kosten heeft aangevraagd. Evenmin is gebleken dat appellant op enigerlei wijze actie in de richting van gedaagde heeft ondernomen die tot het innemen van een daartoe strekkende aanvraag had moeten leiden. Met name bieden de gedingstukken geen aanknopingspunten voor de stelling van appellant dat hij in januari 2003 al een aanvraag om bijzondere bijstand heeft gedaan. Dat appellant bij zijn aanvraag van 7 augustus 2003 melding heeft gemaakt van een eerdere aanvraag in januari 2003 acht de Raad, nu objectieve gegevens daarover ontbreken, niet van betekenis. Voorts is de Raad niet gebleken dat appellant buiten staat was eerder een aanvraag om bijzondere bijstand in te dienen dan wel een gegronde reden voor latere indiening had.
Het hoger beroep slaagt derhalve niet, zodat de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten, dient te worden bevestigd.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voorzover aangevochten
Aldus gewezen door mr. R.M. van Male als voorzitter en mr. A.B.J. van der Ham en mr. C. van Viegen als leden, in tegenwoordigheid van mr. P.C. de Wit als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 20 december 2005.
(get.) R.M. van Male.
(get.) P.C. de Wit.