ECLI:NL:CRVB:2005:AU1814
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- C.P.J. Goorden
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Korting op WW-uitkering wegens onvoldoende sollicitatieactiviteiten van een professioneel voetballer
In deze zaak heeft appellant, een voormalig professioneel voetballer, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (gedaagde) waarbij zijn WW-uitkering met 20% werd gekort gedurende 16 weken. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat appellant in de periode van 30 september 2002 tot 28 oktober 2002 onvoldoende sollicitatieactiviteiten had verricht. De rechtbank Almelo had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat appellant onvoldoende concrete sollicitaties had gedaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 6 juli 2005, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.F.C. van Megen. Gedaagde werd vertegenwoordigd door L.A.P. ter Laak. Appellant voerde aan dat de sollicitatiepraktijken binnen het betaalde voetbal anders zijn, omdat sollicitaties vaak via tussenpersonen, zoals zaakwaarnemers, verlopen. Hij stelde dat hij niet op de juiste wijze was geïnformeerd over de verwachtingen van gedaagde met betrekking tot zijn sollicitatieactiviteiten.
De Raad oordeelde dat appellant op de hoogte was van zijn sollicitatieverplichtingen en dat hij in de gelegenheid was gesteld om zijn activiteiten nader te concretiseren. De Raad concludeerde dat gedaagde niet had hoeven volstaan met een waarschuwing, aangezien appellant herhaaldelijk had aangegeven dat hij via een zaakwaarnemer solliciteerde. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat de korting op de WW-uitkering terecht was opgelegd, omdat appellant niet had voldaan aan de eisen van de Werkloosheidswet met betrekking tot controleerbare sollicitatieactiviteiten.