ECLI:NL:CRVB:2005:AU0666
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek om bijzondere bijstand voor multivitaminen
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. C. Steijgerwalt, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 augustus 2003, waarin zijn verzoek om bijzondere bijstand in de kosten van multivitaminen over de jaren 1996, 1997 en 1998 was afgewezen. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, gedaagde, heeft een verweerschrift ingediend en partijen hebben nadere stukken aan de Raad gezonden. De behandeling vond plaats op 21 juni 2005, waar appellant in persoon verscheen, bijgestaan door mr. R. Haze, en gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. H.H. Nicolai.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 8 januari 1998 een verzoek om bijzondere bijstand heeft ingediend, dat op 3 april 1998 door gedaagde werd afgewezen. Gedaagde verklaarde het bezwaar tegen deze afwijzing op 19 november 2002 ongegrond. Appellant stelde dat de multivitaminen noodzakelijk voor hem waren, maar de Raad oordeelde dat de adviezen van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) voldoende onderbouwd waren en dat er geen medische noodzaak voor de multivitaminen bestond. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die noodzakelijke kosten van het bestaan rechtvaardigden, zoals bedoeld in artikel 39 van de Abw.
Appellant beriep zich ook op het vertrouwensbeginsel, maar de Raad verwierp dit beroep, omdat de brief van de Algemene Beroepscommissie niet als een ondubbelzinnige toezegging kon worden geïnterpreteerd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet kon slagen, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.