ECLI:NL:CRVB:2005:AT9119
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor bijstandsuitkering door de gemeente Wieringermeer. De appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. S. Mahabier, had in eerste instantie een aanvraag ingediend op 7 november 2002, die op 16 januari 2003 werd afgewezen. De gemeente stelde dat de appellant een gezamenlijke huishouding voerde met [betrokkene], wat volgens de Algemene bijstandswet (Abw) leidde tot de conclusie dat hij niet als zelfstandig subject recht had op bijstand.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant en [betrokkene] hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden en dat zij zorg voor elkaar droegen, wat blijkt uit hun gezamenlijke activiteiten en de zorg voor pleegkinderen. De Raad oordeelde dat de motieven van de appellant om bij [betrokkene] te huren niet relevant waren voor de beoordeling van de gezamenlijke huishouding. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag ongegrond had verklaard.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat de onderzoeksbevindingen van de sociale recherche voldoende basis boden voor de conclusie dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten en bevestigde de aangevallen uitspraak, voorzover deze was aangevochten. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke omstandigheden en de zorgrelatie tussen de betrokkenen in het kader van de Abw.