ECLI:NL:CRVB:2005:AT3539
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering bijstandsuitkering op basis van vermogen en terugbetalingsverplichting
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Tj. van Dalen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen, waarin zijn aanvraag om bijstandsuitkering op basis van de Algemene bijstandswet (Abw) was afgewezen. De gemeente Groningen, als gedaagde, had de aanvraag afgewezen omdat het vermogen van appellant de vermogensgrens overschreed. Appellant stelde dat er een schuld aan zijn broer was, die niet in aanmerking was genomen bij de vermogensvaststelling. De rechtbank had eerder geoordeeld dat deze schuld niet als een terugbetalingsverplichting kon worden aangemerkt, omdat er geen aflossingsverplichting was vastgelegd in de overeenkomst van geldlening.
Tijdens de zitting van de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2005, waar appellant in persoon verscheen, werd de kwestie van de terugbetalingsverplichting verder besproken. De Raad oordeelde dat de stelling van appellant over de schuld aan zijn broer niet voldoende was onderbouwd. Er was geen bewijs dat er daadwerkelijk een terugbetalingsverplichting bestond, aangezien de lening afhankelijk was van een onzekere toekomstige gebeurtenis, namelijk de verkoop van de woning. Bovendien had appellant niet aangetoond dat hij daadwerkelijk schulden had die in mindering op zijn vermogen moesten worden gebracht.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de aanvraag om bijstandsuitkering terecht was afgewezen. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien om gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellant. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 maart 2005.