ECLI:NL:CRVB:2004:AZ3174
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- H.G. Rottier
- P. Boer
- Rechtspraak.nl
Termijnoverschrijding bij indienen hoger beroepschrift; verzet ongegrond
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, gaat het om de niet-ontvankelijkheid van opposanten in hun hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De uitspraak van de Raad van 21 mei 2003 verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk omdat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken na de uitspraak van de rechtbank was ingediend. Opposanten hebben hiertegen verzet aangetekend, waarbij mr. P.J.L.J. Duijsens hen bijstond.
De Raad heeft in zijn eerdere uitspraak twijfels geuit over de authenticiteit van het bewijs dat door opposanten was ingediend, met betrekking tot de aangetekende verzending van het beroepschrift. De opposanten stelden dat het beroepschrift op 10 december 2002 ter post was aangeboden, maar de Raad constateerde dat het pas op 6 januari 2003 was ontvangen, wat meer dan een week na de afloop van de termijn was. De vraag die nu aan de orde is, is of deze termijnoverschrijding verschoonbaar is.
De Raad oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Opposanten hebben het beroepschrift op de voorlaatste dag van de termijn ter post aangeboden, en het risico van vertraging in de bezorging komt voor hun rekening. De Raad concludeert dat, ondanks het ontbreken van een verklaring van TPG Post voor de vertraging, de opposanten niet in hun verzet kunnen worden ontvangen. Daarom wordt het verzet ongegrond verklaard, en er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.