ECLI:NL:CRVB:2003:AF6328
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- R.H.M. Roelofs
- A.B.J. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van voorschotten op basis van de Algemene bijstandswet
In deze zaak gaat het om de terugvordering van voorschotten die aan appellanten zijn verstrekt op basis van de Algemene bijstandswet (Abw). Appellanten, die een aanvraag voor bijstandsuitkering hadden ingediend, kregen in de periode van 4 februari 1997 tot en met 23 juli 1997 verschillende voorschotten. De gemeente Utrecht, als gedaagde, heeft later besloten deze voorschotten terug te vorderen, omdat de aanvraag niet volledig was en de benodigde gegevens niet tijdig waren aangeleverd. De rechtbank heeft het beroep van appellanten gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de Raad voor de Rechtspraak heeft in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellanten gegrond verklaard voor wat betreft de terugvordering van bepaalde voorschotten.
De Raad oordeelt dat de terugvordering van de voorschotten over de periode van 12 mei 1997 tot en met 23 juli 1997 terecht is, maar dat de voorschotten verstrekt op 19 maart 1997 en 1 april 1997 niet teruggevorderd kunnen worden. Dit is gebaseerd op de artikelen 80 en 81 van de Abw, waarbij de Raad stelt dat de voorschotten die zijn verstrekt na de datum waarop de aanvrager is uitgenodigd om de aanvraag aan te vullen, niet op grond van artikel 80 kunnen worden teruggevorderd. De Raad heeft ook overwogen dat appellanten redelijkerwijs hadden kunnen begrijpen dat de bijstand ten onrechte was verleend, en dat de gemeente Utrecht in de proceskosten van appellanten moet worden veroordeeld.
De uitspraak van de Raad benadrukt het belang van tijdige en volledige informatieverstrekking door aanvragers van bijstandsuitkeringen en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen. De Raad heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het besluit van de gemeente in stand gelaten, met uitzondering van de terugvordering van de specifieke voorschotten die niet op basis van de Abw konden worden teruggevorderd.