ECLI:NL:CBB:2025:93
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Herziening van subsidieaanvraag TVL Q1 2021 door ondernemer tegen minister van Economische Zaken
In deze zaak heeft een ondernemer, handelend onder de naam [naam 2], een verzoek tot herziening ingediend bij de minister van Economische Zaken met betrekking tot de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021. De minister had eerder, op 30 januari 2024, het verzoek van de ondernemer tot herziening van het subsidiebedrag afgewezen. Dit besluit werd later door de minister bevestigd in een bestreden besluit van 16 april 2024, waarin het bezwaar van de ondernemer ongegrond werd verklaard. De ondernemer heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij de zitting plaatsvond op 23 januari 2025.
De ondernemer betoogde dat de subsidie op een bedrag van € 16.063,16 moest worden vastgesteld, inclusief de VGD-opslag, en stelde dat het onredelijk was dat de minister alleen terugkwam op een evident onjuist besluit als de ondernemer in beroep was gegaan. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de minister terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. De ondernemer had geen beroep ingesteld tegen het vaststellingsbesluit, waardoor de minister niet verplicht was om het verzoek om herziening in te willigen.
Het College concludeerde dat de minister het herzieningsverzoek van de ondernemer terecht had afgewezen en dat het beroep ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, in aanwezigheid van griffier mr. M. Ettema, en werd openbaar uitgesproken op 18 februari 2025.