ECLI:NL:CBB:2021:217
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Pavićević
- K. Naganathar
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek van landbouwbedrijf inzake GLB-betalingen en subsidiabele percelen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 maart 2021 uitspraak gedaan over een herzieningsverzoek van een landbouwbedrijf met betrekking tot rechtstreekse betalingen onder het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Het verzoek was gericht op de herziening van een besluit van 2 februari 2019, waarbij een bedrag van €47.930,09 was toegekend als basis- en vergroeningsbetaling voor het jaar 2018. Het College oordeelde dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het verzoek terecht had afgewezen, omdat de appellant geen bezwaar had gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit, waardoor dit in rechte onaantastbaar was geworden.
De appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen besluiten van 7 mei 2019 en 22 juli 2019, maar het College stelde vast dat deze besluiten geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden opleverden die een herziening van het besluit van 2 februari 2019 rechtvaardigden. Het College benadrukte dat de appellant de mogelijkheid had om bezwaar te maken tegen het besluit van 2 februari 2019, maar dit had nagelaten. De bezwaartermijn was bij de bekendmaking van de uitspraak van het College van 19 februari 2019 nog niet verstreken, wat betekent dat de appellant tijdig had kunnen reageren.
Het College concludeerde dat de verwijzing naar eerdere uitspraken en herziene besluiten niet als nieuw gebleken feiten of omstandigheden kon worden aangemerkt. De uitspraak van het College van 19 februari 2019, die betrekking had op andere percelen, was niet relevant voor de beoordeling van het herzieningsverzoek. Het College verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de appellant als professionele marktdeelnemer op de hoogte had moeten zijn van de geldende wet- en regelgeving.