Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 februari 2025 in de zaak tussen
[naam 1] B.V., te [plaats] ( [naam 1] )
de minister van Klimaat en Groene Groei
Procesverloop
Overwegingen
18 maart 2020 is een S&O-verklaring afgegeven voor de periode januari tot en met juni 2020 voor 800 uren.
S&O-afdrachtvermindering, indien aannemelijk is dat ter verkrijging van de S&O-verklaring of bij het doen van de mededeling gegevens of bescheiden zijn verstrekt die zodanig onjuist of onvolledig zijn dat een andere beslissing zou zijn genomen indien de juiste en volledige gegevens zouden zijn verstrekt.
29 juni 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:2444) en de daarin genoemde arresten van de Hoge Raad (HR) is voor de vraag of er sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking maatgevend of tussen partijen sprake was van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het aannemen van een privaatrechtelijke dienstbetrekking moet sprake zijn van een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, een gezagsverhouding en een verplichting tot het betalen van loon. Bij de beantwoording van de vraag of de rechtsverhouding beantwoordt aan de criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst moet acht worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien. Daarbij dienen niet alleen de rechten en verplichtingen in aanmerking te worden genomen die partijen bij het aangaan van de rechtsverhouding voor ogen stonden, maar dient ook acht te worden geslagen op de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan hun rechtsverhouding en aldus daaraan inhoud hebben gegeven (zie HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU8926, en 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP3887). Verder volgt uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat bij de beoordeling van de vraag of tussen een natuurlijk persoon en een rechtspersoon een gezagsverhouding bestaat niet van belang is welke personen deel uitmaken van het orgaan van de rechtspersoon dat instructies aan die natuurlijke persoon kan geven. Of materieel sprake is van een gezagsverhouding is bij die beoordeling niet relevant. Dit betekent dat de statutair bestuurder/directeur van een B.V., ook als deze doorslaggevende zeggenschap heeft in de algemene vergadering van aandeelhouders van die vennootschap, voor die B.V. werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst als hij zich verbonden heeft die werkzaamheden tegen loon te verrichten (zie HR 22 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY9295).
1 december 2020 een bedrag aan loon heeft uitbetaald aan [naam 2] niet worden afgeleid dat vóór die datum voor [naam 1] geen verplichting tot het betalen van loon bestond voor de door [naam 2] in die periode verrichte arbeid. Zoals [naam 1] heeft toegelicht, heeft zij door omstandigheden pas in oktober 2020 een administratiekantoor ingeschakeld om haar financiële zaken en belastingzaken te regelen en heeft [naam 1] daardoor pas in december 2020 de loonbelastingaangifte voor 2020 gedaan en het loon uitbetaald. Dat partijen pas per
1 december 2020 een schriftelijke arbeidsovereenkomst hebben ondertekend, is ook niet van doorslaggevend belang voor de beoordeling vanaf wanneer sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Een arbeidsovereenkomst kan eerder namelijk ook mondeling of stilzwijgend zijn aangegaan.
Beslissing
- herroept het besluit van 14 september 2022 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt de minister op het in beroep betaalde griffierecht van € 365,- aan [naam 1] te vergoeden.