Op 18 november 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaken 22/904 en 24/693, waarbij de melkveehouderij in beroep ging tegen de intrekking van haar derogatievergunning en de opgelegde boete van € 75.937,50 door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. De minister had de vergunning ingetrokken op basis van een controle door de NVWA, waaruit bleek dat de melkveehouderij de gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat had overschreden. De rechtbank Gelderland had eerder de boete verlaagd naar € 8.887,73, maar het College oordeelde dat de minister de boete ten onrechte had vastgesteld. Tijdens de zitting erkende de minister dat de boete door een afrondingsverschil te hoog was vastgesteld. Het College heeft de boete uiteindelijk vastgesteld op € 8.879,22, na correcties voor overschrijding van de redelijke termijn. De intrekking van de derogatievergunning werd ongegrond verklaard, maar de hoogte van de boete werd vernietigd en opnieuw vastgesteld.