Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 augustus 2025 in de zaak tussen
[naam 1] Maatschap [naam 2] en [naam 3], te [woonplaats] (maatschap)
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Procesverloop
Overwegingen
Doel van deze subsidiemodule is het ondersteunen van derogatiebedrijven in het opvangen van de gevolgen van de afbouw van derogatie en is erop gericht het areaal grasland van deze bedrijven in de toekomst te behouden ten behoeve van de waterkwaliteit en op die manier bij te dragen aan de verduurzamingstransitie voor de landbouw op het gebied van stikstof, klimaat, waterkwaliteit en natuur. Op grond van deze regeling kunnen subsidies worden verstrekt aan landbouwbedrijven die in 2021 of 2022 een derogatievergunning hadden en opnieuw derogatie aanvragen. Op deze manier worden bedrijven gestimuleerd om ook de komende jaren derogatie aan te vragen. Dit is wenselijk, omdat één van de derogatievoorwaarden is dat 80% van het beschikbare areaal op een bedrijf uit grasland bestaat. Aldus wordt voorkomen dat grasland op deze bedrijven omgezet wordt in bouwland voor de teelt van meer uitspoelingsgevoelige gewassen dan gras. Als hiervoor al toegelicht, heeft het behoud van een aanzienlijk graslandareaal een gunstig effect op de waterkwaliteit, hetgeen aansluit bij de doelen die de Nitraatrichtlijn beoogt te borgen. Daarnaast wordt voorzien in een tijdelijke tegemoetkoming in de extra kosten die deze bedrijven moeten maken door de versnelde afbouw van de derogatie.
[…]”
Een landbouwer die in 2021 of 2022 een derogatievergunning had en op het moment van aanvraag van de subsidie een derogatievergunning heeft, kan in aanmerking komen voor subsidie. In het jaar waarvoor de subsidie aangevraagd wordt, moet de subsidieontvanger ingevolge artikel 2.19.7, eerste lid, van de RNES voldoen aan alle derogatievoorwaarden zoals deze zijn opgenomen in paragraaf 1 van hoofdstuk 3 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Daarnaast geldt vanaf 2024 de voorwaarde dat de landbouwer in het jaar voorafgaand aan de aanvraag van de subsidie een derogatievergunning moet hebben gehad. De subsidie ziet immers op een tegemoetkoming voor de extra kosten die een landbouwer moet maken voor de afname van de mestplaatsingsruimte als gevolg van de afbouw van derogatie en de borging dat ten minste 80% van het bij het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond bestaat uit grasland. Hiervoor is het noodzakelijk dat de landbouwer in het voorgaande jaar een derogatievergunning had. Doordat de derogatiebeschikking in 2022 pas laat bekend is geworden en om die reden het niet voor ieder bedrijf mogelijk was om in 2022 aan de derogatievoorwaarden te voldoen, wordt deze eis niet gesteld voor het eerste jaar van deze subsidieregeling. Bij de voorwaarde dat 80% van het totale areaal van het bedrijf moet bestaan uit grasland, gaat het om alle percelen die feitelijk in gebruik zijn bij het landbouwbedrijf. Dit is dus inclusief de percelen landbouwgrond die in een Natura2000- of GWB-gebied liggen. Hiermee wordt gestimuleerd dat de aanvrager gedurende de hele periode zijn areaal grasland op peil houdt.
[…]”