In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 april 2025, met zaaknummers 22/1025 en 23/938, staat de randvoorwaardenkorting en de intrekking van een derogatievergunning centraal. De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur had op 15 februari 2022 een randvoorwaardenkorting van 20% vastgesteld op de door [naam 1] aangevraagde subsidies uit het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), omdat [naam 1] de verplichting om mest emissiearm aan te wenden niet had nageleefd. Dit besluit werd door de minister bevestigd na een bezwaar van [naam 1]. In een tweede zaak werd de derogatievergunning van [naam 1] voor 2021 ingetrokken, omdat hij ook hier niet voldeed aan de voorwaarden van de derogatie. Tijdens de zitting op 20 februari 2025 werd duidelijk dat [naam 1] op 14 september 2021 niet emissiearm had uitgereden, wat leidde tot de vaststelling van niet-naleving. Het College oordeelde dat de minister terecht de randvoorwaardenkorting had opgelegd, maar dat er geen belangenafweging was gemaakt bij de intrekking van de derogatievergunning. Hierdoor werd het beroep in de zaak 23/938 gegrond verklaard, terwijl het beroep in de zaak 22/1025 ongegrond werd verklaard. De minister werd veroordeeld in de proceskosten van [naam 1].