ECLI:NL:CBB:2025:211

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
22/1362
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing extra betaling voor jonge landbouwers door wijziging rechtsvorm van melkveebedrijf

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 april 2025, betreft het een beroep van een vennootschap tegen de afwijzing van een aanvraag voor extra betaling voor jonge landbouwers voor het jaar 2021. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had de aanvraag afgewezen op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, omdat de vennootschap, die in 2020 was opgericht, het bestaande melkveebedrijf van de vennoten voortzette. De vennoten, echtgenoten, hadden eerder als eenmanszaak van 2015 tot en met 2019 de extra betaling ontvangen, waardoor de maximale termijn van vijf jaar was bereikt. De vennootschap stelde dat met de oprichting van de vennootschap een nieuw bedrijf was ontstaan, maar het College oordeelde dat dit niet het geval was. De vennootschap had wel betalingsrechten uit de Nationale Reserve 2021 gekregen, maar de voorwaarden voor deze toekenning verschillen van die voor de extra betaling. Het College verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de vennootschap geen recht had op de extra betaling voor jonge landbouwers voor 2021. De uitspraak werd gedaan door mr. R.C. Stam, met mr. J.W.E. Pinckaers als griffier.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1362

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2025 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] , (vennootschap)

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, (de minister)

(gemachtigde: mr. J. van Horsen).

Procesverloop

Met een besluit van 28 december 2021 heeft de minister de aanvraag van de vennootschap om extra betaling voor jonge landbouwers voor 2021 (extra betaling) afgewezen op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (Uitvoeringsregeling).
Met een besluit van 1 juli 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De vennootschap heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 20 februari 2025. Daar waren voor de vennootschap haar vennoten [naam 1] en [naam 2] aanwezig en voor de minister zijn gemachtigde en [naam 3] .

Overwegingen

1.1
De vennoten van de vennootschap zijn echtgenoten. Van 2015 tot en met 2019 exploiteerde [naam 1] het door de vennootschap geëxploiteerde melkveebedrijf als eenmanszaak en ontving in die jaren de extra betaling voor jonge landbouwers. De vennoten hebben op 1 april 2020 de akte van oprichting (per 1 januari 2020) van de vennootschap ondertekend en op 1 juni 2020 bij de Kamer van Koophandel (KvK) een ‘melding overdracht of beëindiging agrarisch bedrijf’ gedaan met de vermelding dat de bedrijfswijziging een rechtsvormwijziging van de eenmanszaak ( [nummer 1] ) naar een VOF ( [nummer 2] ) betreft.
1.2
De vennootschap heeft voor het jaar 2020 de extra betaling aangevraagd met [naam 2] als jonge landbouwer. De minister heeft die aanvraag afgewezen en het College heeft in zijn uitspraak van 15 februari 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:71) geoordeeld dat die afwijzing terecht is, omdat de vennoten het bestaande bedrijf [naam 1] voortzetten en aan al over de maximale termijn van vijf jaar de extra betaling voor jonge landbouwers was betaald.
1.3
De vennootschap heeft voor het jaar 2021 opnieuw de extra betaling aangevraagd, met [naam 2] als jonge landbouwer. De minister heeft die aanvraag afgewezen omdat het bedrijf die betaling al vijf jaar heeft ontvangen.
2 De vennootschap betoogt dat met het oprichten van de vennootschap een nieuw bedrijf is opgericht. [naam 2] is een jonge landbouwer. Ze heeft niet eerder een eigen bedrijf of een KvK nummer gehad. De vennootschap heeft niet eerder de extra betaling ontvangen. Aan de vennootschap zijn wel betalingsrechten uit de Nationale Reserve 2021 voor jonge landbouwers toegekend. Die kan je alleen krijgen als je jonge landbouwer bent.

Beoordeling

3 Uit artikel 50 van Verordening 1307/2013 [1] volgt dat dat de extra betaling per jonge landbouwer voor maximaal vijf jaar kan worden toegekend. Een jonge landbouwer is, voor zover hier van belang, een landbouwer die voor het eerst een landbouwbedrijf heeft opgericht.
4 Het College is het met de minister eens dat met de vennootschap geen nieuw landbouwbedrijf is opgericht, maar alleen de rechtsvorm van het melkveebedrijf is gewijzigd en dat bedrijf is voortgezet. Het College verwijst kortheidshalve naar overweging 5 van zijn uitspraak van 15 februari 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:71). De verordening limiteert de toekenning van de extra betaling voor jonge landbouwers aan het bedrijf tot vijf jaar. De eerste aanvraag voor die extra betaling is gedaan in 2015 en het bedrijf heeft die extra betaling van 2015 tot en met 2019 ontvangen zodat de maximum termijn van toekenning is bereikt. Dit betekent dat het bedrijf in 2021 geen aanspraak meer heeft op de extra betaling. Dat [naam 2] aan alle voorwaarden voldoet om als jonge landbouwer te worden aangemerkt, betekent niet dat voor het bedrijf voor haar nog recht op de extra betaling voor jonge landbouwers bestaat. Vergelijk de uitspraak van het College van 5 maart 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:93).
5 De toekenning van betalingsrechten uit de Nationale Reserve 2021 aan de vennootschap met [naam 2] als jonge landbouwer was wel mogelijk, want aan het bedrijf waren niet eerder betalingsrechten uit de nationale reserve toegekend en de voorwaarden voor de toekenning van die rechten verschillen van die voor de toekenning van de extra betaling.
6 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025.
R.C. Stam w.g. J.W.E. Pinckaers
de voorzitter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid etc.