ECLI:NL:CBB:2025:208

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
23/960
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over TVL Q3 met betrekking tot subsidie vaste lasten financiering COVID-19

Op 27 februari 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak over de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) voor het derde kwartaal van 2021. De ondernemers, voormalige vennoten van een ontbonden vennootschap onder firma, hadden verzet aangetekend tegen de beslissing van de minister van Economische Zaken, die de subsidie op nihil had vastgesteld. De minister had het bezwaar van de ondernemers tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard omdat het buiten de termijn was ingediend. Het College had eerder het beroep van de ondernemers tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

In hun verzet voerden de ondernemers aan dat de vennoot verantwoordelijk voor de administratie de verzoeken om informatie niet had ontvangen, omdat zij geen toegang had tot de e-mails van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in die periode. De ondernemers stelden dat de ontbinding van de vennootschap en het overlijden van een familielid bijdroegen aan de verwarring en de vertraging in de communicatie. Desondanks oordeelde het College dat het bezwaarschrift te laat was ingediend en dat er geen reden was om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het College verwees naar eerdere uitspraken voor het beoordelingskader van verschoonbaarheid en concludeerde dat de ondernemers niet voldoende hadden aangetoond waarom de notificatieberichten niet waren aangekomen.

De uitspraak van 18 juni 2024 werd bevestigd, en het verzet werd ongegrond verklaard. De zaak werd hiermee afgesloten, en het College benadrukte dat de financiële gevolgen van een besluit geen rol spelen bij de beoordeling van de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/960
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2025

Rechter: mr. W.J.A.M. van Brussel

Griffier: mr. M. Ettema

Partijen

[naam 1] , [naam 2] , en [naam 3] (ondernemers), voormalige vennoten van [naam 4], allen te [woonplaats] , en
de minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door mr. J.W.P. van Oosten en mr. P. van Veen

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.

Overwegingen

1. De vennootschap onder firma [naam 4] (vof) is op 1 januari 2023 ontbonden. De ondernemers hebben het beroep en verzet voortgezet.
2 Met het besluit van 21 september 2022 heeft de minister de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het derde kwartaal (Q3) van 2021 op nihil vastgesteld. De minister heeft het bezwaar tegen dat besluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het buiten de termijn is ingediend. Het College heeft het beroep daartegen kennelijk ongegrond verklaard met de uitspraak van 18 juni 2024. De ondernemers hebben verzet ingesteld tegen de uitspraak.
3 In verzet hebben de ondernemers aangevoerd dat de vennoot die verantwoordelijk was voor de administratie van de vof de verzoeken om informatie voor de vaststelling niet heeft gezien, omdat zij in die periode de e-mails van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) niet ontving. Toen de vennoot eenmaal op de hoogte was van het vaststellingsbesluit, heeft zij direct actie ondernomen en de gevraagde informatie alsnog aangeleverd. Weliswaar is bij de aanvraag toestemming gegeven om correspondentie van de RVO digitaal te ontvangen, maar daaruit volgt niet dat de e-mails van RVO daadwerkelijk zijn aangekomen. De (schoon)vader van de vennoten is recent overleden en daarna is de vof ontbonden. Daardoor was het een roerige periode ten tijde van het vaststellingsbesluit. Het is onredelijk dat de ondernemers door een vormfout geen subsidie ontvangen, terwijl zij wel omzetverlies hebben geleden.
Beoordeling door het College
4 Het gaat hier om een te laat ingediend bezwaarschrift. Niet in geschil is dat de onderneming buiten de termijn bezwaar heeft gemaakt. Voor het beoordelingskader van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding verwijst het College naar zijn uitspraak van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31) en voor de betekenis van een notificatie e-mail naar overwegingen 6.1, 6.2 en 6.3 van zijn uitspraak van 5 november 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:775).
5 Het College ziet in wat de ondernemers hebben aangevoerd geen aanleiding om anders te oordelen over de bekendmaking van het vaststellingsbesluit en de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding dan onder 5 en 6 van de uitspraak van 18 juni 2024 al is overwogen. Namens de vof is toestemming gegeven om correspondentie van de RVO digitaal, per e-mail, te ontvangen. De ondernemers hebben niet afdoende kunnen verklaren waarom de notificatieberichten niet zijn aangekomen. Er is geen ruimte om uit coulance het bezwaar alsnog verschoonbaar te achten. Het feit dat een besluit ingrijpend van aard is en grote financiële gevolgen heeft, speelt geen rol bij de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding.
5 De uitspraak van 18 juni 2024 is juist. Het verzet is ongegrond en het beroep wordt niet inhoudelijk behandeld. Met deze uitspraak is de zaak geëindigd.
w.g. W.J.A.M. van Brussel w.g. M. Ettema