Op 25 maart 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op de verzoeken om herziening van drie eerdere uitspraken van 3 december 2024. De verzoekers, [naam 1], [naam 2] B.V. en [naam 3] B.V., hadden bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van subsidieaanvragen en het intrekken van eerder verleende subsidies op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19. In de eerdere uitspraken zijn de beroepen van [naam 1] gegrond verklaard, terwijl de beroepen van [naam 2] B.V. en [naam 3] B.V. ongegrond zijn verklaard. De ondernemingen hebben verzocht om herziening, maar het College heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die aanleiding geven tot herziening. De ondernemingen stelden dat zij onvoldoende gelegenheid hadden om te reageren op de verweerschriften en dat er sprake was van schending van de goede procesorde. Het College heeft echter vastgesteld dat de ondernemingen tijdens de zitting de gelegenheid hebben gehad om te reageren en dat de aangevoerde gronden niet voldoen aan de eisen voor herziening zoals gesteld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht. De verzoeken om herziening zijn dan ook afgewezen.