6.2In het bestreden besluit 1 heeft de minister de vrijgestelde omzet van de gegeven lessen in de referentie- en subsidieperiode vastgesteld aan de hand van de winst- en verliesrekening. Deze omzet is opgeteld bij de omzet die volgt uit de aangifte omzetbelasting en vervolgens is de hoogte van de subsidie voor de periode juni – september 2020 opnieuw berekend. In de herzieningsbesluiten 1 en 2 heeft de minister hetzelfde gedaan voor Q4 van 2021 en Q1 van 2022. Ook voor Q3 van 2021 heeft de minister deze berekening gemaakt, maar ook wanneer de vrijgestelde omzet wordt meegerekend is er geen sprake van omzetverlies. Daarom heeft de minister voor deze subsidieperiode geen herzieningsbesluit genomen.
7. De onderneming heeft de cijfers waarmee de minister heeft gerekend niet betwist. Zij voert echter aan dat de minister niet van de omzet uit de aangifte omzetbelasting uit had moeten gaan, maar van de omzet zoals die blijkt uit de commerciële jaarrekening. In die jaarrekening heeft zij, volgens de IFRS15-richtlijn, de opbrengt van de verkoop van prestatiecontracten aan consumenten opgenomen. De onderneming stelt dat de minister bij zijn berekening uit had moeten gaan van deze contractwaarde. Tijdens de zitting heeft de onderneming nog opgemerkt dat bij de vaststelling van de subsidies wordt gevraagd om de jaarrekening en een accountantsproduct. Zij begrijpt niet waarom dan bij de berekening van de hoogte van de subsidie de aangifte omzetbelasting wordt gevolgd. Tijdens de zitting heeft de onderneming verder nog opgemerkt dat bij de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) wel de jaarrekening wordt gevolgd.
8. Zoals de minister in het verweerschrift terecht heeft opgemerkt, heeft het College in de uitspraak van 15 augustus 2023 al geoordeeld dat voor de uitleg van het omzetbegrip aangesloten moet worden bij de definitie van omzet in de TVL. De contractwaarde van de lopende contracten valt niet aan te merken als omzet in de zin van de TVL. Ook heeft het College al geoordeeld dat er geen reden is om in het geval van de onderneming af te wijken van de bepalingen in de TVL over de omzet en het omzetverlies. Dat betekent dat de minister terecht alleen de vrijgestelde omzet alsnog heeft meegerekend. De minister hoefde dan ook niet uit te gaan van de omzet zoals die blijkt uit de commerciële jaarrekening van de onderneming. Verder moet bij de aanvraag om vaststelling van de subsidie een accountantsproduct worden aangeleverd, indien het subsidiebedrag meer dan € 125.000,- bedraagt (zie onder andere artikel 2.4.12, vierde lid, van de TVL). Dit product dient echter met name ter controle op het staatssteunplafond en heeft dus niets te maken met de manier waarop de minister de hoogte van de subsidie berekent. Dat er bij de NOW-aanvragen van de onderneming wel zou zijn uitgegaan van de door de onderneming opgegeven omzet, leidt ten slotte niet tot een ander oordeel. De NOW is een andere regeling met andere voorwaarden.
Conclusie
9. De beroepen tegen het bestreden besluit 1, het herzieningsbesluit 1, het bestreden besluit 3 en het herzieningsbesluit 2 zijn ongegrond. Omdat de minister in twee beroepsprocedures een herzieningsbesluit heeft genomen, moet hij in die twee procedures (22/2213 en 23/1688) het door de onderneming betaalde griffierecht aan haar vergoeden. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Verzoek om schadevergoeding en nadeelcompensatie
10. De onderneming heeft een verzoek om schadevergoeding ingediend wegens onrechtmatige besluitvorming. Zij vordert een bedrag van € 7.571.260,-. Uit artikel 8:89, tweede lid, van de Awb volgt dat de bestuursrechter bevoegd is voor zover de gevraagde vergoeding ten hoogste € 25.000,- bedraagt. Dit betekent dat het College niet bevoegd is te beslissen op het verzoek om schadevergoeding.
11. Voor zover de onderneming verzoekt om nadeelcompensatie, is het niet aan de minister om dit verzoek te beoordelen, maar aan de Staat der Nederlanden. De TVL is namelijk geen regeling voor nadeelcompensatie. In het kader van deze beroepsprocedures kan dit verzoek dan ook niet aan de orde komen.
Overschrijding van de redelijke termijn