ECLI:NL:CBB:2025:186
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake boete op basis van de Wet dieren wegens condensvorming in een levensmiddelenverwerkingsruimte
In deze zaak heeft [naam 1] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin een boete van € 2.500,- was opgelegd wegens overtredingen van de Wet dieren en Verordening (EG) nr. 852/2004 inzake levensmiddelenhygiëne. De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur had deze boete opgelegd op basis van een inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 20 juni 2019, waarbij condensvorming op een plafond in een ruimte waar levensmiddelen worden verwerkt was geconstateerd. De rechtbank had het beroep van [naam 1] gegrond verklaard, maar de boete gematigd tot € 2.375,-. In hoger beroep heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) de zaak behandeld en geconcludeerd dat de minister de verkeerde norm had toegepast bij de boeteoplegging, maar dat er voldoende grond was voor de opgelegde boete op basis van een andere overtreding. Het CBB heeft de boete verder gematigd tot € 2.125,- vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak van het CBB bevestigt de noodzaak voor levensmiddelenbedrijven om te voldoen aan hygiënevoorschriften en de gevolgen van niet-naleving.