ECLI:NL:CBB:2025:131
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft [naam 1] een verzoek om schadevergoeding ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat hem een vergunning voor het verrichten van taxidiensten was geweigerd. Het college heeft dit verzoek op 19 juli 2021 afgewezen. Vervolgens heeft [naam 1] op 30 augustus 2022 een verzoek om schadevergoeding ingediend bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, waarbij hij ook een verzoek om vergoeding van immateriële schade heeft ingediend vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De zitting vond plaats op 23 januari 2025, waar [naam 1] en zijn vrouw, bijgestaan door hun gemachtigde, aanwezig waren. Tijdens de zitting werd een schikking getroffen over het verzoek om schadevergoeding voor het niet verlenen van de vergunning, maar het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn bleef gehandhaafd.
Het College heeft vastgesteld dat de procedure meer dan twee jaar heeft geduurd, wat in strijd is met de redelijke termijn. De termijn begon op 30 augustus 2022 en eindigde op de zitting van 23 januari 2025, wat resulteerde in een overschrijding van bijna vijf maanden. Het College heeft geoordeeld dat er geen factoren waren die deze overschrijding rechtvaardigden. Daarom heeft [naam 1] recht op een schadevergoeding van € 500,- voor de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast is de Staat veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [naam 1], vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 4 maart 2025.