In deze zaak heeft [naam 1] B.V. hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin een boete van € 5.000,- was opgelegd wegens overtreding van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE's. De zaak betreft een inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 14 april 2020, waarbij werd vastgesteld dat een vervoermiddel niet op de juiste wijze was gereinigd voordat het op de openbare weg werd gebracht. De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur had de boete opgelegd, omdat het vervoermiddel niet voldeed aan de vereisten voor bioveiligheid. Tijdens de zitting op 25 november 2024 heeft de gemachtigde van [naam 1] betoogd dat de wagen wel degelijk was gereinigd en dat er geen gevaar voor besmetting was. De rechtbank oordeelde echter dat de minister terecht had vastgesteld dat de wagen onvoldoende was gereinigd, en dat de aanwezigheid van strooiselresten een risico voor de bioveiligheid vormde. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, maar heeft de boete gematigd tot € 4.500,- vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak is gedaan op 14 januari 2025.