ECLI:NL:CBB:2024:847
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en intrekking van subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 voor grote ondernemingen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 november 2024, zaaknummer 23/1792, staat de herziening en intrekking van de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 centraal. De minister van Economische Zaken had op 8 februari 2022 de aan de onderneming verleende subsidie voor de periode juni tot en met september 2020 herzien en vastgesteld op € 0,-, en de betaalde subsidie teruggevorderd. Tevens werden eerdere besluiten van 26 oktober 2021 en 8 februari 2022 genomen om de subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 in te trekken. De onderneming heeft hiertegen beroep ingesteld, maar erkent in beroep dat zij een grote onderneming is en dus niet voldoet aan de definitie van MKB-onderneming zoals vermeld in de TVL.
De onderneming stelde dat zij recht had op subsidie voor grote ondernemingen voor het eerste kwartaal van 2021, maar de minister gaf aan dat, zelfs als de aanvraag zou worden omgezet naar een aanvraag als grote onderneming, er geen subsidie kon worden verleend. Dit was omdat de groep van verbonden ondernemingen al het maximum aan staatssteun had ontvangen. De onderneming betwistte dit standpunt, maar het College oordeelde dat de minister terecht had vastgesteld dat de onderneming deel uitmaakt van een groep verbonden ondernemingen, en dat de staatssteungrens was bereikt.
Het College concludeerde dat de minister de Nederlandse vennootschappen terecht als één (groeps)onderneming had aangemerkt, omdat de moedermaatschappij de meerderheid van de stemrechten had. De uitspraak eindigde met de beslissing dat het beroep ongegrond was en dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.