In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 november 2024 uitspraak gedaan over het verzet van een onderneming tegen een eerdere uitspraak van 31 januari 2023. De onderneming had beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van de minister van Economische Zaken en Klimaat van 22 februari 2022, waarin het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard wegens termijnoverschrijding. De onderneming stelde dat zij geen notificatie-e-mails had ontvangen van de minister, wat haar verhinderde tijdig bezwaar te maken. Tijdens de zitting op 19 juli 2024 hebben vertegenwoordigers van de onderneming verklaard dat zij na 5 augustus 2021 geen notificaties meer hadden ontvangen. Het College oordeelde dat de ontkenning van ontvangst van de notificatie-e-mails geloofwaardig was, mede gezien het authentieke karakter van de verklaringen op de zitting. Het College concludeerde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de onderneming mocht aannemen dat zij notificaties zou ontvangen, zoals eerder het geval was geweest. Het verzet werd gegrond verklaard, de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek werd hervat. Tevens werd het beroep gegrond verklaard, het besluit van de minister vernietigd en de minister opgedragen opnieuw inhoudelijk op het bezwaar te beslissen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden, maar moet wel het griffierecht van € 365,- vergoeden aan de onderneming.