ECLI:NL:CBB:2024:774

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
22/1224
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geheimhoudingsbeslissing inzake vertrouwelijke gegevens in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 oktober 2024 een geheimhoudingsbeslissing genomen in het hoger beroep van een pluimveebedrijf tegen de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Het pluimveebedrijf had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juni 2022, waarin vertrouwelijke informatie werd besproken. De minister had op 4 oktober 2024 een vertrouwelijke versie van een advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijk Ordening (StAB) ingediend, waarin bedrijfsvertrouwelijke gegevens en persoonsgegevens waren weggelakt.

De rechter-commissaris heeft op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de belangen van de betrokken partijen afgewogen. Enerzijds is er het belang dat partijen over dezelfde relevante informatie beschikken, anderzijds kan kennisneming van bepaalde gegevens schadelijk zijn voor de betrokkenen. De minister had aangevoerd dat het delen van concurrentiegevoelige gegevens schadelijk zou zijn voor de bedrijfsvoering van het pluimveebedrijf. De rechter-commissaris oordeelde dat de beperking van de kennisneming van de NAW-gegevens van het bedrijf gerechtvaardigd was, maar dat de beperking van de persoonsgegevens van een medewerker van de NVWA niet voldoende was gemotiveerd.

De rechter-commissaris heeft de minister verzocht om uiterlijk 9 oktober 2024 een nieuwe versie van het document aan het College en de andere partij toe te sturen. De beslissing benadrukt het belang van zorgvuldige afwegingen bij het omgaan met vertrouwelijke informatie in bestuursrechtelijke procedures, waarbij zowel de bescherming van persoonsgegevens als de transparantie in het proces gewaarborgd moeten worden.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1224
beslissing van de rechter-commissaris op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:

[naam] B.V., te [plaats] (pluimveebedrijf)

(gemachtigde: mr. F. Th. M. Peters),

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juni 2022, kenmerk ROT 19/4901 in het geding tussen
het pluimveebedrijf
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigde: mr. M.M. de Vries)

Procesverloop

Het pluimveebedrijf heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 7 juni 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:4295).
Het College heeft op 4 oktober 2024 aan de minister gevraagd om het in die uitspraak genoemde advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijk Ordening (StAB) in te dienen.
Op 4 oktober 2024 heeft de minister de vertrouwelijke versie van dit STAB-advies ingezonden en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van dit document.
Het gaat hierbij om het advies van de StAB aan de rechtbank Rotterdam van 19 oktober 2021 over de berekeningsmethode van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voor de bezettingsdichtheid in een pluimveestal. In dit document heeft de minister de NAW-gegevens van (de medewerkers van) het in het StAB-advies genoemde bedrijf waar een inspectie heeft plaatsgevonden, evenals een aantal bedrijfsvertrouwelijke gegevens, zoals de naam van het slachthuis waar het bedrijf contact mee heeft, weggelakt. Daarnaast zijn ook de namen en e-mailadressen van een aantal andere personen weggelakt.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Met toepassing van artikel 8:12 van de Awb heeft het College een rechter-commissaris opgedragen deze beslissing te nemen.
2. Bij deze beslissing moet de rechter-commissaris belangen tegen elkaar afwegen. Aan de ene kant speelt hierbij het belang dat partijen beschikken over dezelfde voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Aan de andere kant kan kennisneming van bepaalde gegevens door de ene partij het belang van een of meer andere partijen onevenredig schaden, terwijl de minister er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie, waaronder concurrentiegevoelige gegevens, aangeleverd te krijgen die hij voor een goede uitoefening van zijn taken nodig heeft.
3. De minister heeft als reden voor de beperking van de kennisneming van de NAW-gegevens van het in het StAB-advies genoemde bedrijf aangegeven dat het delen van deze concurrentiegevoelige gegevens schadelijk kan zijn voor de bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf. De minister heeft er daarom voor gezorgd dat door het lakken van de NAW-gegevens bedrijfsvertrouwelijke gegevens niet herleidbaar zijn. Verder heeft de minister op verschillende plaatsen de namen en e-mailadressen van een medewerker van de NVWA en van de opstellers van het StAB-advies gelakt in verband met de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
4. De rechter-commissaris oordeelt dat de gevraagde beperking van de kennisneming van het document, voor zover het gaat om de NWA-gegevens van (de medewerkers van) het in het StAB-advies genoemde bedrijf waar een inspectie heeft plaatsgevonden, evenals de bedrijfsvertrouwelijke gegevens, gerechtvaardigd is.
Bij de NWA-gegevens gaat het om persoonsgegevens van verschillende niet bij deze procedure betrokken personen. Deze gegevens moeten vertrouwelijk blijven, omdat kennisneming van deze informatie door alle partijen tot een onevenredig nadeel voor betrokkenen zal kunnen leiden en een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer tot gevolg zal kunnen hebben..
Daarnaast moeten bedrijfsvertrouwelijke gegevens of gegevens waaruit (een deel van) de marktstrategie van betrokkenen zou kunnen worden afgeleid, voor zover al niet zonder meer sprake is van concurrentiegevoelige gegevens, vertrouwelijk blijven, omdat openbaarmaking van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de verstrekker van de gegevens zal kunnen leiden, terwijl kennisneming van deze informatie door de partij die er niet over beschikt niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten.
5. Wat betreft de persoonsgegevens van de medewerker van de NVWA geldt dat de betreffende persoon uit hoofde van zijn/haar functie betrokken was bij de procedure bij de rechtbank waarin de StAB is gevraagd advies uit te brengen. In dat geval kan de minister niet volstaan met een algemene mededeling over de bescherming van de levenssfeer. Artikel 8:42 van de Awb neemt immers volledige kennisneming als uitgangspunt, waarop alleen een uitzondering gemaakt kan worden als er sprake is van zwaarwegende belangen voor beperking van de kennisneming. De minister heeft niet concreet en op de persoon toegespitst gemotiveerd waarom de persoonsgegevens van genoemde medewerker in dit geval vertrouwelijk moeten blijven. Daarom heeft de minister onvoldoende gemotiveerd waarom het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van deze medewerker moet prevaleren boven het belang van volledige kennisname van de stukken. Op dit punt is beperking van de kennisneming van het advies niet gerechtvaardigd. Overigens is de minister ook niet consequent in het lakken van de naam van deze medewerker, omdat de naam op sommige plekken zichtbaar is (in het verweerschrift van 26 oktober 2018, dat in bijlage 2 bij het document is opgenomen), en op andere plekken is gelakt (in de in bijlage 2 opgenomen e-mails van 8 september 2021 en 4 oktober 2021 en in de in bijlage 4 opgenomen e-mail van 12 oktober 2021).
Ook voor wat betreft het lakken van de namen en e-mailadressen van de opstellers van het StAB-advies heeft de minister niet voldoende gemotiveerd waarom deze gegevens in dit geval vertrouwelijk moeten blijven. Zoals bijvoorbeeld blijkt uit de beslissing van 7 juni 2022, ECLI:NL:CBB:2022:302, moet dit in het geval van deskundigen goed worden gemotiveerd. Ook hier is de minister niet consequent in het weglakken. Zo zijn de namen van deze personen op pagina tien van het advies gelakt, evenals in de hierboven genoemde e-mails van 8 september, 4 oktober en 12 oktober 2021. Tegelijkertijd staan de namen van deze beide personen wel ongelakt op het voorblad “Verslag ex artikel 8:47 Algemene wet bestuursrecht” vermeld. Ook staan de persoonsgegevens van een van deze personen ongelakt in de begeleidende brief, die op 19 oktober 2021 aan de rechtbank is verstuurd.
Gelet op het bovenstaande is de onderbouwing van het verzoek om beperking van de kennisneming wat betreft de in 5 genoemde gegevens naar het oordeel van de rechter-commissaris onvoldoende om het verzoek in te willigen. Het verzoek om beperking van de kennisneming wordt daarom in zoverre afgewezen.
6. De rechter-commissaris stuurt het document terug aan de minister. Omdat de zitting in deze procedure al op 10 oktober 2024 zal plaatsvinden en de afwijzing van het verzoek om beperking van de kennisneming ziet op een beperkt aantal gegevens, dient de minister uiterlijk woensdag 9 oktober 2024 om 15:00 uur een nieuwe versie van dit document aan het College en de andere partij toe te sturen. Stuurt de minister het document niet in, dan kan het College daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen.
7. Het College kan alleen met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van de vertrouwelijke versie van het stuk uitspraak doen. Vanwege de korte tijd die resteert vóór genoemde zitting, gaat de rechter-commissaris ervan uit dat op die zitting met het pluimveebedrijf zal worden besproken of zij ermee instemt dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van dat stuk uitspraak doet op het hoger beroep.

Beslissing en vervolgstappen

De rechter-commissaris:
- beslist, dat de gevraagde beperking van de kennisneming van het onder het procesverloop genoemde document, voor zover het gaat om de NAW-gegevens van (de medewerkers van) het in het StAB-advies genoemde bedrijf waar een inspectie heeft plaatsgevonden, evenals de bedrijfsvertrouwelijke gegevens, gerechtvaardigd is;
- beslist, dat de gevraagde beperking van de kennisneming van het onder het procesverloop genoemde document, voor zover het gaat om de persoonsgegevens van een medewerker van de NVWA en van de opstellers van het StAB-advies, niet gerechtvaardigd is;
- bepaalt dat het document wordt teruggestuurd aan de minister;
- verzoekt de minister uiterlijk woensdag 9 oktober 2024 om 15:00 uur een nieuwe versie van het advies aan het College en de andere partij toe te sturen.
Aldus genomen door mr. S.C. Stuldreher, in tegenwoordigheid van mr. F.J.J. van West de Veer als griffier, op 8 oktober 2024. .
De rechter-commissaris is verhinderd
te ondertekenen. w.g. F.J.J. van West de Veer