ECLI:NL:CBB:2022:302

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
21/878
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over vertrouwelijkheidsverzoek in bestuursrechtelijke procedure inzake Kaderwet EZK- en LNV-subsidies

In deze zaak heeft appellante, een B.V., beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat van 7 juli 2021. Het betreft een vertrouwelijkheidsverzoek dat door verweerder is ingediend, waarbij hij verzoekt om beperking van de kennisneming van bepaalde gedingstukken op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft de vertrouwelijke versie van deze stukken overgelegd en aangegeven dat alleen het College van Beroep voor het bedrijfsleven kennis mag nemen van deze documenten.

Appellante heeft in een brief van 26 april 2022 toestemming verleend aan het College om uitspraak te doen op basis van de vertrouwelijke stukken, maar heeft tevens verzocht om nadere informatie over de professionele werkervaring van de deskundige. De rechter-commissaris heeft vervolgens de belangen afgewogen. Enerzijds is er het belang dat partijen gelijkelijk toegang hebben tot relevante informatie, en anderzijds het belang van vertrouwelijkheid voor de deskundige en verweerder.

De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat de argumenten van verweerder om de naam van de deskundige geheim te houden niet voldoende zijn om als gewichtige redenen te worden aangemerkt. Het verzoek om beperking van de kennisneming is afgewezen, en de vertrouwelijke versies van de documenten moeten worden teruggezonden aan verweerder. Verweerder is verzocht om binnen twee weken een nieuwe versie van de stukken aan het College en de andere partij toe te sturen.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/878
beslissing van de rechter-commissaris op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[naam] B.V., te [woonplaats] , appellante

(gemachtigde: drs. R. Veenstra),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Wullink).

Procesverloop

Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 7 juli 2021.
Verweerder heeft de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de volgende stukken overgelegd bij het verweerschrift:
- Bijlage 13 Review Topsector Energie: Hernieuwbare Energie;
- Bijlage 14 E-mail van 7 december 2021.
Appellante heeft desgevraagd bij brief van 26 april 2022 medegedeeld dat hij toestemming verleent aan het College om mede op grondslag van de bovengenoemde gedingstukken uitspraak te doen, maar dat zij wel nadere informatie wenst over de professionele werkervaring van de deskundige.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
2. Deze door het College te nemen beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daar tegenover staat dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden, terwijl
verweerder er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie aangeleverd te krijgen die hij voor een goede uitoefening van zijn taken nodig heeft.
3. Verweerder wil de naam van de deskundige bij voorkeur niet prijsgeven, omdat hij deze deskundige in de toekomst wil blijven benaderen. De deskundige kan dan in vrijheid zijn mening blijven geven, zonder dat het risico bestaat dat hij wordt benaderd door partijen in de markt of dat de persoonlijke positie van de deskundige in de sector wijzigt.
4. Wat verweerder ter motivering van zijn verzoek heeft aangevoerd, is naar het oordeel van de rechter-commissaris onvoldoende om als gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, van de Awb aan te merken. De rechter-commissaris ziet namelijk niet in waarom bekendheid bij appellante van de naam van de deskundige er aan in de weg zou staan dat de deskundige in de toekomst benaderd zou kunnen worden door verweerder. Ook ziet de rechter-commissaris niet in waarom het een probleem zou zijn dat de deskundige door partijen in de markt zou worden benaderd en waarom de persoonlijke positie van de deskundige in de sector in nadelige zin wijzigt als gevolg van het aan verweerder verstrekte advies.
5. Omdat er geen sprake is van gewichtige redenen, moet het verzoek om beperking van de kennisneming worden afgewezen. De omstandigheid dat appellante bij voorbaat toestemming heeft gegeven dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van bijlage 13 en 14 uitspraak zal doen, doet daar niet aan af.

Beslissing

De rechter-commissaris:
- beslist dat beperking van de kennisneming van de stukken bijlage 13 en 14 bij het verweerschrift niet gerechtvaardigd is;
- bepaalt dat de vertrouwelijke versies van de documenten genoemd onder het vorige aandachtsstreepje worden teruggezonden aan verweerder;
- verzoekt verweerder binnen twee weken na heden een nieuwe versie van de stukken bijlage 13 en 14 bij het verweerschrift aan het College en de andere partij toe te sturen.
Aldus genomen door mr. J.H. de Wildt, in tegenwoordigheid van mr. P.E.A. Chao als griffier, op 7 juni 2022. .
w.g. J.H. de Wildt w.g. P.E.A. Chao