ECLI:NL:CBB:2024:733

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
23/1174
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugvordering subsidie COVID-19 op basis van omzetgegevens Belastingdienst

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep van een ondernemer tegen een besluit van de minister van Economische Zaken. De ondernemer had subsidie aangevraagd op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2021. De minister had de subsidie vastgesteld op € 8.826,- en een voorschot van € 1.831,40 teruggevorderd. De ondernemer was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de minister.

Het College heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat het voldoende informatie had om tot een oordeel te komen. De ondernemer voerde aan dat de Belastingdienst de omzet in de referentie- en subsidieperiode onjuist had vastgesteld en dat de minister formeel onjuist had gehandeld in de bezwaarprocedure. Het College heeft echter geoordeeld dat de minister terecht is uitgegaan van de omzetgegevens van de Belastingdienst, aangezien de ondernemer aangifte doet over zijn gehele omzet. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van het College, waarin werd vastgesteld dat de gegevens van de Belastingdienst gebruikt moeten worden voor het bepalen van de omzet en het omzetverlies.

Uiteindelijk heeft het College het beroep van de ondernemer ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van de minister in stand bleef. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1174
uitspraak zonder zitting van de enkelvoudige kamer van 22 oktober 2024 in de zaak tussen

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] , te [plaats] (ondernemer)

(gemachtigde: R.A.A. van de Mortel)
en

de minister van Economische Zaken

Procesverloop

Met het besluit van 31 oktober 2022 heeft de minister de aan de ondernemer verleende subsidie voor het vierde kwartaal (Q4) van 2021 op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) vastgesteld op € 8.826,- en het betaalde voorschot tot een bedrag van € 1.831,40 teruggevorderd.
Met het besluit van 15 maart 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Beoordeling

1. Het College doet uitspraak zonder zitting, omdat het na lezing van het beroepschrift en de andere stukken in het dossier over voldoende informatie beschikt om tot een oordeel te komen. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een zitting in dat geval niet nodig is.
2 De minister heeft de subsidie berekend en vastgesteld aan de hand van de gegevens van de Belastingdienst.
3 De ondernemer voert aan dat de Belastingdienst de omzet in de referentie- en subsidieperiode onjuist heeft vastgesteld. Daarnaast heeft de minister formeel onjuist gehandeld in de bezwaarprocedure.
4 Het College heeft al veel vergelijkbare zaken behandeld. Daarin heeft het telkens geoordeeld dat als een ondernemer over zijn gehele omzet omzetbelasting betaalt, de minister de gegevens van de Belastingdienst moet gebruiken voor het bepalen van de omzet en de berekening van het omzetverlies. De belangrijkste reden daarvoor is dat dit een bewuste keuze van de regelgever is geweest, om zo de TVL uitvoerbaar te houden en de administratieve lasten te beperken. Zie onder andere de uitspraken van het College van 11 januari 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:5) en 9 juli 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:442). [1] Vast staat dat de ondernemer aangifte doet over zijn gehele omzet. Ook in dit geval is het College daarom van oordeel dat de minister terecht is uitgegaan van de omzet die uit de gegevens van de Belastingdienst blijkt. Die omzet komt bovendien overeen met de omzet die de ondernemer in de vaststellingsaanvraag heeft opgegeven. Het betoog dat de minister formeel onjuist heeft gehandeld, heeft de ondernemer niet onderbouwd.
5 Het beroep is (kennelijk) ongegrond.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van mr. M. Ettema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2024.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. M. Ettema
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat u kunt doen als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kunt u in verzet gaan bij het College. U doet dit door in een brief (het verzetschrift) toe te lichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak. Zorg ervoor dat het College uw verzetschrift op tijd ontvangt, namelijk binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In uw verzetschrift kunt u het College vragen om mondeling te mogen toelichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak.

Voetnoten

1.Deze uitspraken zijn te vinden op www.rechtspraak.nl.