ECLI:NL:CBB:2024:722
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking subsidie COVID-19 en wijziging tenaamstelling aanvraag
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een onderneming en de minister van Economische Zaken over de intrekking van een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het derde kwartaal van 2021. De minister had op 7 oktober 2022 de subsidie ingetrokken en het betaalde voorschot van € 337.178,81 teruggevorderd. De onderneming heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 14 april 2023. De onderneming stelde dat de tenaamstelling van de subsidieaanvraag een kennelijke fout was en dat de aanvraag eigenlijk voor een andere dochteronderneming, [naam 2] B.V., bedoeld was.
Het College oordeelde dat de minister de wijziging van de tenaamstelling terecht had afgewezen. De aanvraag was ingediend met het eigen eHerkenning account van de onderneming en de omzetcijfers van de fiscale eenheid waren ingevuld, wat niet in overeenstemming was met de regels van de subsidieaanvraag. Het College benadrukte dat de minister verplicht is om te controleren of de aanvrager voldoet aan de vereisten voor subsidie, waaronder het vereiste van ten minste 30% omzetverlies. De intrekking van de subsidie was volgens het College niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel, aangezien de onderneming niet voldeed aan de voorwaarden voor de subsidie. Het beroep van de onderneming werd dan ook als kennelijk ongegrond verklaard.