ECLI:NL:CBB:2024:719

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
24/474, 24/475, 24/476, 24/477
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake subsidies COVID-19 afgewezen

Op 15 oktober 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 16 april 2024. Dit verzoek was ingediend door [naam 1] B.V., die in beroep was gegaan tegen besluiten van de minister van Economische Zaken en Klimaat met betrekking tot subsidies voor vaste lasten in het kader van de COVID-19-regeling. De onderneming stelde dat zij niet op de hoogte was van een verweerschrift dat op 19 januari 2024 was ingediend, wat haar verdediging tijdens de zitting op 5 februari 2024 zou hebben beïnvloed. De onderneming was van mening dat zij hierdoor niet adequaat kon reageren op de beschuldigingen van fraude die in de stukken naar voren waren gebracht.

Het College heeft echter geoordeeld dat de gronden voor herziening niet voldoen aan de eisen van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De feiten en omstandigheden die de onderneming aanvoert, waren volgens het College bekend of redelijkerwijs bekend kunnen zijn geweest op het moment van de eerdere uitspraak. Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen. Het College heeft ook vastgesteld dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden en dat het verzoek om herziening moet worden aangemerkt als een verzoek om vervallenverklaring van de eerdere uitspraak. De zaak zal worden doorgezonden naar de kamer die de oorspronkelijke uitspraak heeft gedaan.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. T.G.M. Simons, mr. M. Schoneveld en mr. C.T. Aalbers, en is openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 24/474, 24/475, 24/476 en 24/477
uitspraak met toepassing van artikel 119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van de meervoudige kamer van 15 oktober 2024 op het verzoek van

[naam 1] B.V., te [plaats] (de onderneming)

om herziening van de uitspraak van het College van 16 april 2024, zaaknummers 22/746, 22/1813, 22/1887 en 23/285 (ECLI:NL:CBB:2024:273)

Procesverloop

Met de uitspraak van 16 april 2024 heeft het College beslist op de beroepen van de onderneming tegen de besluiten op bezwaar van de minister van Economische Zaken en Klimaat (thans: de minister van Economische Zaken) van 7 maart 2022, 6 juli 2022, 20 juli 2022 en 17 november 2022.
De onderneming heeft verzocht om herziening van de uitspraak van 16 april 2024.
De zitting was op 28 augustus 2024. Aan de zitting hebben namens de onderneming deelgenomen [naam 2] en [naam 3] en namens de minister mr. P. van Veen en C. Zieleman.

Overwegingen

1. De eerste herzieningsgrond is dat de onderneming voor de zitting van 5 februari 2024, die is voorafgegaan aan de uitspraak van 16 april 2024, niet op de hoogte was van het op 19 januari 2024 bij de minister ingediende verweerschrift. In dat verweerschrift heeft de minister aan de vaststelling van de eerder aan de onderneming verleende subsidies op nihil, alsnog, primair ten grondslag gelegd dat de onderneming niet voldeed aan het vestigingsvereiste. De onderneming is daar op de zitting mee overvallen en heeft zich er daardoor niet daadwerkelijk tegen kunnen verdedigen. De onderneming wil met het verzoek om herziening bereiken dat de behandeling van de beroepen wordt heropend, zodat zij alsnog in de gelegenheid is om adequaat op het verweerschrift te reageren. De tweede herzieningsgrond is dat op de zitting van 5 februari 2024 ter sprake is gebracht dat in de op de zaken betrekking hebbende stukken wordt gerefereerd aan fraude die de onderneming zou hebben gepleegd. Volgens de onderneming stond zij daardoor bij voorbaat “op achterstand”.
2 Het College stelt vast dat dit, wat er verder van zij, geen feiten en omstandigheden zijn die bij de onderneming
voor de uitspraakvan 16 april 2024 niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht. Het verzoek om herziening moet daarom worden afgewezen.
3 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
4 Ten slotte overweegt het College dat het verzoek om herziening, gelet op de onderbouwing ervan en wat de onderneming ermee wil bereiken, moet worden aangemerkt als een verzoek om vervallenverklaring van de uitspraak van 16 april 2024. Op zo’n verzoek is van toepassing de Leidraad vervallenverklaring uitspraak College van Beroep voor het bedrijfsleven, die is te vinden op de website van het College onder “Regels en procedures”. Het College zal daarom het verzoek om herziening, de overige gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting van 28 augustus 2024 doorzenden aan de (enkelvoudige) kamer van het College die de uitspraak van 16 april 2024 heeft gedaan.

Beslissing

Het College wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, mr. M. Schoneveld en mr. C.T. Aalbers, in aanwezigheid van S.C. Lenders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.
w.g. T.G.M. Simons w.g. S.C. Lenders