ECLI:NL:CBB:2024:718

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
23/928
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van termijnoverschrijding in bezwaar tegen subsidiebesluit COVID-19

In deze zaak heeft een ondernemer beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, waarbij het bezwaar tegen de ambtshalve vaststelling van een subsidie op nihil werd verklaard. De ondernemer had op 5 december 2022 een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van 7 juli 2022, maar de minister verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De ondernemer voerde aan dat zij door persoonlijke omstandigheden, waaronder financiële problemen en psychische klachten, de berichten van de minister niet had ontvangen.

De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding aan de ondernemer kon worden toegerekend. De minister had op 7 juli 2022 een notificatie e-mail verzonden naar het door de ondernemer opgegeven e-mailadres. Het was de verantwoordelijkheid van de ondernemer om wijzigingen in haar contactgegevens door te geven. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden die de ondernemer aanvoerde niet voldoende waren om de termijnoverschrijding verschoonbaar te verklaren.

Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 15 oktober 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/928

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 oktober 2024 in de zaak tussen

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] , te [plaats] (de ondernemer)

en

de minister van Economische Zaken

(gemachtigden: mr. P. van Veen en C. Zieleman)

Procesverloop

De ondernemer heeft beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van de minister van Economische Zaken en Klimaat (thans: de minister van Economische Zaken) van 7 maart 2023.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De ondernemer heeft nadere stukken ingezonden.
De zitting was op 28 augustus 2024. De ondernemer en de gemachtigden van de minister hebben aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

1. De ondernemer heeft op 5 december 2022 een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van de minister van 7 juli 2022 tot ambtshalve vaststelling van de eerder aan haar verleende subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 op nihil. Met het besluit van 7 maart 2023 heeft de minister het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het bezwaarschrift te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2 In beroep heeft de ondernemer aangevoerd dat de minister bij het nemen van het besluit van 7 maart 2023 ten onrechte geen rekening heeft gehouden met haar persoonlijke omstandigheden waardoor zij de berichten van de minister over de subsidie niet heeft ontvangen. Zij heeft er daarbij op gewezen dat, door de financiële gevolgen van de coronasituatie, de website met het bijbehorende e-mailadres van haar onderneming op 30 maart 2022 was stopgezet door de provider. Op 15 december 2022 werd zij gebeld door een medewerker van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland omdat er een aanmaning openstond. Na dat telefoontje heeft zij meteen haar persoonlijke gegevens geactualiseerd in de online omgeving en online bezwaar gemaakt. Verder heeft de ondernemer aangevoerd dat zij alleenstaande moeder is en door de financiële situatie in de periode van maart 2021 tot juni 2021 geen eigen woning meer had. Ook kreeg zij last van psychische en fysieke klachten.
3 Vaststaat dat het besluit van 7 juli 2022 op die dag op de juiste wijze, digitaal, bekend is gemaakt. De laatste dag waarop tijdig een bezwaarschrift kon worden ingediend was dus 18 augustus 2022. Het is niet in geschil dat het op 5 december 2022 ingediende bezwaarschrift daarom te laat is.
4 Voor het kader voor de beoordeling van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding verwijst het College naar zijn uitspraak van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31). In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de termijnoverschrijding aan de ondernemer kan worden toegerekend. Die vraag beantwoordt het College bevestigend. De minister heeft op 7 juli 2022 een notificatie e-mail over het besluit van die datum verzonden aan het hem bekende, door de ondernemer opgegeven e-mailadres. Het is de verantwoordelijkheid van de ondernemer om wijzigingen in de contactgegevens door te geven. Het had daarom op de weg van de ondernemer gelegen om aan de minister door te geven dat zij niet langer bereikbaar was op het eerder opgegeven e-mailadres. Dat de ondernemer door de door haar genoemde omstandigheden, zoals zij op de zitting heeft toegelicht, andere dingen aan haar hoofd had, is voorstelbaar maar niet voldoende voor een ander oordeel. Het is niet gebleken dat er na 30 maart 2022 zodanige omstandigheden waren dat dit niet van de ondernemer kon worden gevergd. Het College neemt verder in aanmerking dat een werkend e-mailadres niet nodig is om te kunnen inloggen op het digitale portaal.
5 Het beroep is daarom ongegrond en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, mr. M. Schoneveld en mr. C.T. Aalbers, in aanwezigheid van S.C. Lenders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.
w.g. T.G.M. Simons w.g. S.C. Lenders