ECLI:NL:CBB:2024:716

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
22/1812
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake subsidie COVID-19

In deze zaak heeft [naam 1] B.V., handelend onder de naam [naam 2], verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, waarin het beroep van de onderneming niet-ontvankelijk werd verklaard wegens termijnoverschrijding. De uitspraak van 16 mei 2023 stelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De onderneming stelde dat zij pas op 31 juli 2022 op de hoogte was van het besluit van 30 mei 2022, maar het College oordeelde dat het beroep ontvankelijk was, omdat de termijnoverschrijding in deze situatie niet verwijtbaar was. Tijdens de zitting op 28 augustus 2024, waar vertegenwoordigers van de onderneming en de minister aanwezig waren, werd het verzet gegrond verklaard. De eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek wordt voortgezet. Het College deed ook uitspraak op het beroep, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden, omdat de termijnoverschrijding in bezwaar niet verschoonbaar was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1812
uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende en tiende lid, van de Algemene wet bestuursrecht van de meervoudige kamer van 15 oktober 2024 op het verzet van
[naam 1] B.V., handelend onder de naam [naam 2] ,te [plaats] (de onderneming)

Procesverloop

De onderneming heeft beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van de minister van Economische Zaken en Klimaat (thans: de minister van Economische Zaken) van
30 mei 2022.
Met de uitspraak van 16 mei 2023 heeft het College het beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dus zonder zitting, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat de beroepstermijn is overschreden en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
De onderneming heeft tegen de uitspraak van 16 mei 2023 verzet gedaan.
De zitting was op 28 augustus 2024. Aan de zitting hebben namens de onderneming deelgenomen [naam 3] en [naam 4] en namens de minister mr. P. van Veen en C. Zieleman.

Overwegingen

1.1
In de uitspraak van 16 mei 2023 heeft het College onder meer overwogen dat zelfs in het geval de onderneming pas op 31 juli 2022 op de hoogte zou zijn geraakt van het besluit van 30 mei 2022, het beroep te laat is ingesteld. Daaraan heeft het College ten grondslag gelegd dat het op 18 augustus 2022 bij het College ontvangen beroepschrift niet binnen twee weken daarna is ingediend. Sinds de uitspraak van het College van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31) geldt echter dat in een situatie als deze de belanghebbende met het instellen van beroep in ieder geval niet verwijtbaar te laat is als hij dat binnen zes weken doet. Dit betekent dat het beroep van de onderneming ontvankelijk is.
1.2
Het verzet is gegrond, de uitspraak van 16 mei 2023 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
1.3
In verzet zijn geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
2.1
Met toepassing van artikel 8:55, tiende lid, van de Awb doet het College tegelijkertijd uitspraak op het beroep.
2.2
De onderneming heeft een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van de minister van 5 oktober 2021 op haar aanvraag om verlening van een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 voor het eerste kwartaal van 2021. Het bezwaarschrift is 17 oktober 2021 per post verzonden in een envelop waarop een poststempel met de datum 18 november 2021 staat. Het is op 19 november 2021 bij de minister ontvangen. Met het besluit van 30 mei 2022 heeft de minister het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat de bezwaartermijn is overschreden en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Dat besluit is juist. De laatste dag van de bezwaartermijn was 16 november 2021. Het bezwaarschrift is weliswaar niet later dan een week na afloop van de bezwaartermijn bij de minister ontvangen, maar niet is komen vast te staan dat het voor het einde van de bezwaartermijn ter post is bezorgd. De enkele verklaring van [naam 4] op de zitting dat hij het bezwaarschrift op 16 november 2021 heeft gepost, is daarvoor niet voldoende. Dat betekent dat niet aan alle voorwaarden van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is voldaan. De onderneming heeft, ook in verzet, niets aangevoerd dat leidt tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
2.3
Het beroep is ongegrond.
2.4
De minister hoeft geen proceskosten voor het beroep te vergoeden.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het verzet gegrond;
  • verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, mr. M. Schoneveld en mr. C.T. Aalbers, in aanwezigheid van S.C. Lenders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 oktober 2024.
w.g. T.G.M. Simons w.g. S.C. Lenders