8.7Aangezien de aan de curator gegeven opdracht in strijd is met artikel 54 van de Wtt 2018, is het beroep (ROT 20/599), voor zover gericht tegen het benoemingsbesluit, gegrond. (…)”
5.3.1DNB betoogt dat de rechtbank het beginsel van hoor- en wederhoor heeft geschonden. Het oordeel van de rechtbank over de opdracht van de curator kwam voor haar als een verrassing. Volgens DNB was er geen sprake van een volwaardig partijdebat over de principiële vraag welke opdracht een curator als bedoeld in artikel 54, derde lid, van de Wtt 2018 kan of moet krijgen. BK Groep heeft enkel stellingen aangevoerd over de combinatie van het opleggen van een aanwijzing en het noemen van een curator. De rechtbank heeft partijen ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of de Wtt 2018 kaders stelt met betrekking tot de opdracht van de curator.
5.3.2Dat betoog faalt naar het oordeel van het College. BK Groep heeft namelijk in de procedure bij de rechtbank uitdrukkelijk aan de orde gesteld dat het geven van een aanwijzing niet mocht worden gecombineerd met het benoemen van een curator wiens taak beperkt is tot het toezien op de opvolging van de aanwijzing. Daarbij is de (reikwijdte van de) opdracht van de curator van belang waarover de rechtbank ook heeft geoordeeld. Overigens heeft hierover in hoger beroep alsnog een volwaardig debat plaatsgevonden.
5.4.1DNB betoogt verder dat het oordeel van de rechtbank geen steun vindt in de tekst of strekking van de wet of in de wetsgeschiedenis en maatwerk in de weg staat. Artikel 54, derde lid, van de Wtt 2018 stelt geen kaders of eisen met betrekking tot de opdracht aan een curator en staat niet in de weg aan een opdracht met de strekking dat de curator toeziet op de opvolging van een aanwijzing, en waarbij het de bestuurders van het trustkantoor is toegestaan om een groot aantal rechtshandelingen zonder instemming van de curator te verrichten. In de tweede plaats wijst DNB erop dat de wetgever zich niet heeft uitgelaten over de inhoud of zwaarte van de opdracht die DNB aan een curator kan dan wel moet geven. Voor zover de rechtbank haar overwegingen heeft ontleend aan de memorie van toelichting bij (de voorloper van) artikel 1:76 van de Wet op het financieel toezicht (Wft), gaat de rechtbank eraan voorbij dat de wetgever later afstand heeft genomen van deze toelichting. In de toelichting in de vierde nota van wijziging van de Wft (Kamerstukken II, 2005/2006, 29708, nr. 19) is niet opgenomen dat de curator een van de personen zal zijn die het beleid bepaalt. Het evenredigheidsbeginsel brengt met zich dat DNB bij de toepassing van haar bevoegdheden rekening houdt met de omstandigheden van het geval, waaronder de belangen van de overtreder. Bij het benoemen van een curator moet DNB dan ook beoordelen welke opdracht aan deze curator passend is, gezien enerzijds de met het besluit te dienen doelen en anderzijds de gevolgen van het benoemingsbesluit (inclusief de daarin opgenomen opdracht) voor de betrokken instelling. Het oordeel van de rechtbank beperkt deze ruimte, omdat het DNB niet langer vrij staat om een curator de opdracht te geven met de strekking dat hij toeziet op de naleving van een aanwijzing en alleen ingrijpt in de besluitvorming als dat met het oog op de naleving van de aanwijzing nodig zou zijn.
5.4.2BK Groep betoogt (in het incidenteel hoger beroep gericht tegen de overwegingen 8.3 en 8.4 van de aangevallen uitspraak) dat DNB het benoemingsbesluit niet mocht nemen, omdat er geen sprake was van normschending, er niet is voldaan aan de wettelijke grondslag voor het benoemen van een curator en de combinatie van het geven van een aanwijzing en de benoeming van een curator die louter ziet op de naleving van die aanwijzing niet is toegestaan. Ook betoogt BK Groep dat de curator zijn taak niet adequaat heeft vervuld. BK Groep wijst onder meer erop dat als er al sprake is van de gestelde normschending deze de benoeming van een curator niet rechtvaardigt, omdat de grond dat de uitoefening van het trustkantoor ernstig gevaar loopt hier niet aan de orde was. DNB heeft niet eerder herstelmaatregelen opgelegd, terwijl ook uit de beperkte taak van de curator niet erop duidt dat sprake is van een situatie waarin de adequate functionering van het trustkantoor `ernstig in gevaar' is. Verder heeft DNB niet gemotiveerd waaruit in concreto dit ernstige gevaar zou bestaan. Het enkele feit dat sprake is van een schending van een wettelijke norm is daartoe onvoldoende. BK Groep wijst er verder op dat de Wtt 2018 niet de mogelijkheid biedt om het geven van een aanwijzing te combineren met het benoemen van een curator. Volgens BK sluit de in artikel 54, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wtt 2018 genoemde grond uit dat op voorhand – dus voorafgaand aan de niet opgevolgde aanwijzing – een curator kan worden benoemd en is in de wettelijke systematiek een proportionaliteitsgedachte verwerkt. Eerst dient de instelling de kans te krijgen een aanwijzing naar behoren op te volgen. DNB had anders moeten volstaan met een aanstelling van een curator zonder aanwijzing. Volgens BK Groep is de aanwijzing zinloos indien al een curator is benoemd, omdat deze elke door hem gewenste beslissing kan nemen en bestuurders wettelijk verplicht zijn hun medewerking te verlenen.
5.5.1Op grond van artikel 54, eerste lid, van de Wtt 2018 kan DNB een curator benoemen indien het trustkantoor niet voldoet aan hetgeen ingevolge deze wet is bepaald. Het tweede lid bepaalt dat het benoemingsbesluit slechts wordt genomen: a. nadat door het trustkantoor niet of niet volledig binnen de gestelde termijn aan een aanwijzing gevolg is gegeven; of b. indien een overtreding ingevolge deze wet een adequate functionering van het trustkantoor ernstig in gevaar brengt en dat trustkantoor voorafgaand in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen over het voorgenomen besluit.
5.5.2In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 54 van de Wtt 2018
(Kamerstukken II, 2017-2018, 34910, nr. 3, p. 73) staat onder meer het volgende:
“Op grond van deze bepaling kan DNB een trustkantoor onder curatele plaatsen. Dit artikel komt inhoudelijk overeen met artikel 25 Wtt. Het kan onder omstandigheden nodig zijn om een verdergaande greep op de bedrijfsvoering van een trustkantoor te verkrijgen. Het besluit tot de benoeming van een curator kan in twee situaties worden genomen, namelijk indien het lichtere instrument van een aanwijzing tot onvoldoende resultaat leidt, dan wel indien het adequaat functioneren van het trustkantoor in gevaar is. In beide gevallen dient er op grond van het eerste lid sprake te zijn van een overtreding van het ingevolge deze wet bepaalde. Omdat het benoemen van een curator een vergaand en zwaarwegend instrument is, zal het hierbij gaan om ernstige overtredingen. De onderhavige bepaling is overgenomen van artikel 25 van de Wtt en materieel gelijk aan artikel 1:76 van de Wft. (…)”
5.5.3In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 1:76 van de Wft (Kamerstukken II, 2005-2006, 29708, nr. 19, p 410) staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“Dit artikel creëert de mogelijkheid dat de toezichthouder in specifieke omstandigheden een curator benoemt bij een financiële onderneming. (…) Naast de aanwijzingsbevoegdheid van artikel 1:58 kan het onder omstandigheden noodzakelijk zijn om bij financiële ondernemingen (…) verdergaande greep te krijgen op de bedrijfsvoering, indien gestelde regels (dreigen te) worden overtreden. Indien het nog niet opportuun is om de activiteiten te beëindigen, de vergunning in te trekken of de noodregeling aan te vragen, kan gebruik worden gemaakt van de curatele. (…) Wat betreft het proces van de inzet van het instrument van de curator wordt aangesloten bij de systematiek van artikel 1:58. In beginsel geeft de toezichthouder altijd eerst een aanwijzing om een bepaalde gedragslijn te volgen. Indien dat instrument niet tot het gewenste resultaat leidt kan de benoeming van een curator volgen. (…) Het eerste tot en met het vierde lid geven aan in welke gevallen en op welke wijze de AFM en DNB een curator kunnen benoemen. Op basis van het eerste lid en het tweede lid, onderdeel a, kunnen zowel de AFM en de DNB een curator benoemen nadat een financiële onderneming hetgeen bij of krachtens dit voorstel is bepaald, heeft overtreden én bovendien niet of niet volledig binnen de gestelde termijn aan een aanwijzing van de toezichthouder heeft voldaan. (…) Niet altijd zal het echter mogelijk zijn om voorafgaand aan de benoeming van de curator een aanwijzing te geven. Een dergelijke benoeming zonder voorafgaande aanwijzing maken de onderdelen b en c van het tweede lid van 1:59 mogelijk. Hierbij moet gedacht worden aan die gevallen waarbij de normovertreding en de daaruit volgende consequenties zeer ingrijpend zijn én deze consequenties bovendien nog niet (volledig) zijn ingetreden. In deze gevallen moet de benoeming van een curator er voor zorg dragen dat deze consequenties worden voorkomen of
beperkt. Enerzijds betreft dit gevallen waarbij de functionering van de financiële onderneming acuut gevaar loopt (onderdeel b), (…). (…) Uiteraard zullen de toezichthouders de inzet van deze bevoegdheid, evenals dat in het verleden is gebeurd, met terughoudend betrachten. Enkel de ernstige normovertredingen bieden voldoende basis om een curator in te zetten. Veelal zal het gaan om een instelling die meerdere overtredingen in een relatief kort tijdsbestek begaat en waarbij de inrichting van de bedrijfsvoering zodanig is dat deze daar debet aan is. Immers, bij een enkele overtreding ligt het meer voor de hand om te reageren met een dwangsom dan wel een boete. De proportionele inzet van het handhavingsinstrumentarium staat in een dergelijk geval veelal de benoeming van een curator in de weg. (…)”
5.5.4Het College heeft hiervoor al overwogen dat BK Groep de Wtt 2018 had overtreden. Daarmee faalt de beroepsgrond dat aan die materiële toepassingsvoorwaarde van artikel 54, eerste lid, van de Wtt 2018 niet is voldaan.
5.5.5Anders dan BK Groep aanvoert volgt uit artikel 54 van de Wtt 2018, noch uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling dat een curator pas mag worden benoemd indien is gebleken dat het trustkantoor de aanwijzing niet opvolgt. Het gaat ook blijkens het voegwoord “of” achter de punt komma in het tweede lid om twee afzonderlijke situaties (genoemd onder a en b) waarin de toezichthouder een curator kan benoemen. Verder is het College met de rechtbank van oordeel dat artikel 54 van de Wtt 2018, noch de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling, noch rechtspraak eraan in de weg staat dat de toezichthouder een aanwijzing combineert met de benoeming van een curator. Voor de conclusie dat, zoals BK groep aanvoert, de aanwijzing zinloos is als al een curator is benoemd, bestaat geen grond.
5.5.6DNB heeft de curator benoemd op grond van artikel 54, eerste en tweede lid, aanhef en onder b, van de Wtt 2018. Dit betekent dat sprake dient te zijn van – kort gezegd – een overtreding van de Wtt 2018 die een adequate functionering van het trustkantoor ernstig in gevaar brengt. Meer in het bijzonder volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling dat het moet gaan om meerdere en ernstige (norm)overtredingen in een relatief kort tijdsbestek en waarbij de inrichting van de bedrijfsvoering zodanig is dat deze daar debet aan is. Verder volgt uit de wetsgeschiedenis dat de benoeming van een curator ertoe strekt een verdergaande greep op de bedrijfsvoering van een trustkantoor te verkrijgen, alsook dat het benoemen van een curator een vergaand en zwaarwegend instrument waarvan de aanwending met terughoudendheid wordt betracht.
5.5.7Met de rechtbank is het College van oordeel dat de door BK Groep begane overtredingen ernstige (norm)overtredingen zijn van de Wtt 2018 die een adequate functionering van het trustkantoor ernstig in gevaar brengen zodat voldoende grond bestond een curator te benoemen. Als trustkantoor dient BK Groep als poortwachter te fungeren door zich voorafgaand en tijdens haar dienstverlening in te spannen om te voorkomen dat het Nederlandse financieel stelsel wordt gebruikt voor het witwassen van geld, het financieren van terrorisme of voor andere handelingen die ingaan tegen hetgeen volgens het ongeschreven recht of in het maatschappelijk verkeer betaamt (Kamerstukken II, 2017-2018, 34910, nr. 3, p. 3). Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen en zoals hiervoor ook al over de aanwijzing is overwogen, heeft BK Groep gedurende lange tijd niet voldaan aan verschillende essentiële voorschriften die gelden voor trustkantoren en hoefde DNB niet ervan uit te gaan dat BK Groep uit eigen beweging structureel cliëntenonderzoek zou gaan verrichten, noch dat BK Groep op eigen initiatief en binnen afzienbare termijn alle overtredingen adequaat en structureel zou beëindigen. BK Groep vulde haar functie als poortwachter structureel niet dan wel onvoldoende in. Daarom mocht DNB aannemen dat het adequaat functioneren van BK Groep als trustkantoor in gevaar was. Daaraan doet op zichzelf genomen niet af dat DNB niet eerder herstelmaatregelen aan BK Groep heeft opgelegd en evenmin dat, zoals BK Groep stelt, de curator slechts een beperkte taak had.
5.5.8Het voorgaande neemt niet weg dat DNB niet duidelijk heeft gemaakt dat en/of op welke wijze de benoeming van de curator ertoe strekte een verdergaande greep op de bedrijfsvoering van BK Groep te verkrijgen. Uit het benoemingsbesluit, het aanvullend benoemingsbesluit en het wijzigingsbesluit volgt dat de opdracht van de curator er slechts uit bestond erop toe te zien dat BK Groep de aanwijzing zou opvolgen. Verder heeft DNB met het wijzigingsbesluit het bestuur van BK Groep de bevoegdheid gegeven zonder goedkeuring van de curator alle rechtshandelingen te verrichten met uitzondering van rechtshandelingen die verband houden met de opvolging van de aanwijzing en aldus de taak van de curator verstrekkend beperkt. Op de zitting is ook duidelijk geworden dat in de praktijk weinig rechtshandelingen overbleven waarvoor de curator nog goedkeuring moest geven. In zoverre is de benoeming van de curator – met slechts de opdracht toe te zien op de opvolging van de aanwijzing – geen geschikt en noodzakelijk middel. Voor zover DNB de opvolging van de aanwijzing door BK Groep beter in de gaten had willen houden, had zij (de inhoud van) de aanwijzing daarop kunnen afstemmen. De benoeming van een curator strekt niet tot aansporing (‘een stok achter de deur’) om de aanwijzing op te volgen, maar om een verdergaande greep op de bedrijfsvoering te verkrijgen.
5.5.9De conclusie is dat de benoeming van de curator in strijd is met het in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb neergelegde evenredigheidsbeginsel. Dat wat partijen verder tegen de aangevallen uitspraak hebben aangevoerd over de benoeming van de curator, de verlenging van de termijn van de benoeming van de curator en de bij BK Groep in rekening gebrachte kosten van de curator behoeft geen nadere bespreking.