ECLI:NL:CBB:2024:676

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
22/2565 en 22/2566
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaren en subsidieverlening in het kader van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 oktober 2024, met zaaknummers 22/2565 en 22/2566, wordt de niet-ontvankelijkheid van bezwaren van [naam 1] B.V. tegen besluiten van de minister van Klimaat en Groene Groei beoordeeld. De minister had eerder subsidies voor zonnepanelen en warmtepompen op nihil vastgesteld, omdat [naam 1] niet tijdig bezwaar had gemaakt en niet voldaan had aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de subsidie. De bezwaartermijn voor het indienen van bezwaar tegen het vaststellingsbesluit voor de zonnepanelen was verstreken, en het College oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar.

Daarnaast werd in de tweede zaak vastgesteld dat [naam 1] de subsidie voor warmtepompen had aangevraagd na het aangaan van financiële verplichtingen, wat in strijd was met de vereisten voor het stimulerend effect van de subsidie. Het College concludeerde dat de minister bevoegd was om de subsidie op nihil vast te stellen, omdat de aanvraag niet voldeed aan de voorwaarden. De beroepen van [naam 1] werden ongegrond verklaard, en het College benadrukte dat het aan [naam 1] was om zich op de hoogte te stellen van de subsidievoorwaarden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de beslissing werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 22/2565 en 22/2566

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 oktober 2024 in de zaken tussen

[naam 1] B.V., te [plaats]

(gemachtigde: [naam 2] )
en

de minister van Klimaat en Groene Groei

(gemachtigde: mr. J. Van Essen)

Procesverloop

Zaaknummer 22/2565
Met het besluit van 22 juni 2022 (vaststellingsbesluit I) heeft de minister de subsidie voor zonnepanelen, die hij aan [naam 1] heeft verleend op grond van titel 4.5 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling), op nihil vastgesteld.
Met het besluit van 28 oktober 2022 (bestreden besluit I) heeft de minister het bezwaar
niet-ontvankelijk verklaard.
[naam 1] heeft tegen bestreden besluit I beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Zaaknummer 22/2566
Met het besluit van 21 juni 2022 (vaststellingsbesluit II) heeft de minister ook de subsidie voor warmtepompen, die hij aan [naam 1] heeft verleend op grond van titel 4.5 van de Regeling, op nihil vastgesteld.
Met het besluit van 7 november 2022 (bestreden besluit II) heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft ook tegen bestreden besluit II beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
In beide zaken
De zitting was op 11 september 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen: [naam 3] en de gemachtigden van [naam 1] en de minister.

Overwegingen

Inleiding
1. [naam 1] is een zorginitiatief voor mensen met een beperking en/of afstand tot de arbeidsmarkt. Zij heeft daarvoor een zorgboerderij gekocht en verbouwd. [naam 1] heeft tijdens de zitting toegelicht dat vlak voor de overdracht van de zorgboerderij bij de notaris, een financier zich had teruggetrokken. Hierdoor werd de verbouwing vertraagd.
2 [naam 1] heeft tijdens de verbouwing zonnepanelen en warmtepompen geplaatst. Daarvoor heeft de minister aan [naam 1] subsidie verleend, maar hij heeft deze subsidies uiteindelijk op nihil vastgesteld. Daar is [naam 1] het niet mee eens.
Zaaknummer 21/2565
3 De minister heeft met vaststellingsbesluit I de subsidie voor de zonnepanelen op nihil vastgesteld, omdat niet is voldaan aan de eis dat het totale netto verbruik het jaar voorafgaand aan de aanvraag minimaal 50.0000 kWh is.
4 Tegen vaststellingsbesluit I heeft [naam 1] op 12 augustus 2022 bezwaar gemaakt. Met bestreden besluit I heeft de minister het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
5 [naam 1] stelt in beroep dat zij niet in staat was de vragen over het nettoverbruik te beantwoorden, omdat zij daarvoor afhankelijk was van informatie van haar leveranciers. De communicatie met de leveranciers verliep helaas traag en het onderhouden van een gezin naast het opstarten van een bedrijf is hectisch. Hierdoor heeft [naam 1] verzuimd tijdig te reageren. Door de nihilstelling van de subsidie zit [naam 1] met een flink gat in de begroting.
6.1
Het College stelt vast dat de laatste dag van de bezwaartermijn 3 augustus 2022 was. De minister heeft het bezwaarschrift op 12 augustus 2022 ontvangen. Dat [naam 1] daarmee te laat bezwaar heeft gemaakt, is niet in geschil.
6.2
Voor het beoordelingskader verwijst het College naar zijn uitspraak van
30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31). Het is de verantwoordelijkheid van [naam 1] om de bezwaartermijn goed in de gaten te (laten) houden. Indien nodig, bijvoorbeeld in geval van drukte of bij inwinnen van informatie, kon [naam 1] maatregelen (laten) treffen om te voorkomen dat deze termijn niet werd gehaald. Door op nader aan te voeren gronden (pro forma) bezwaar in te stellen, had [naam 1] de bezwaartermijn veilig kunnen stellen. Dat heeft zij nagelaten. Het is het College niet gebleken van bijzondere omstandigheden die de termijn overschrijding verschoonbaar maakten of dat het onmogelijk was voor [naam 1] om op tijd een (pro forma) bezwaarschrift in te (laten) dienen. Dat betekent dat het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift aan [naam 1] kan worden toegerekend.
6.3
Het College overweegt verder dat het grote financieel belang van [naam 1] geen rol speelt bij de beoordeling van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Als eenmaal is vastgesteld dat het bezwaarschrift te laat is ingediend en vervolgens wordt geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, moet de
niet-ontvankelijkverklaring volgen, ongeacht het financiële belang. Artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dwingt daartoe.
Zaaknummer 21/2566
7 De minister heeft met vaststellingsbesluit II ook de subsidie, die is verleend voor warmtepompen, op grond van artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb op nihil vastgesteld, omdat gebleken is dat [naam 1] bij haar subsidieaanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt. [naam 1] was namelijk voordat zij de subsidie had aangevraagd
(2 november 2021) al begonnen met de uitvoering van de activiteit waarvoor subsidie werd gevraagd. Hierdoor wordt verondersteld dat de subsidie geen stimulerend effect heeft, terwijl dit wel is vereist op grond van het Europees steunkader.
8 [naam 1] heeft tijdens de zitting toegelicht dat de installateur van de warmtepompen geen advies heeft gegeven over de indiening van de subsidieaanvraag. Hierdoor was het voor [naam 1] niet duidelijk dat de subsidieaanvraag moest zijn ingediend vóór de aankoop en installatie van de warmtepompen. Op 1 mei 2022 heeft [naam 1] de opdrachtbevestiging ondertekend. Dat is volgens [naam 1] dan ook de datum waarop is aangevangen met de uitvoering van de subsidiabele activiteit.
9 Bij een zakelijke aanschaf, zoals bij [naam 1] , geldt op grond van artikel 22, eerste lid, aanhef en onder c, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies dat een subsidieaanvraag wordt afgewezen als niet wordt voldaan aan het vereiste van stimulerend effect. Dat vereiste volgt uit Europese regelgeving over staatssteun en houdt in dat de subsidie moet worden aangevraagd voordat tot aanschaf van de apparaten – in dit geval warmtepompen – wordt overgegaan.
10 Bij de vaststelling van de subsidie is voor de minister duidelijk geworden dat de factuur voor de eerste aanbetaling voor de warmtepompen die aan [naam 1] is verzonden, dateert van 11 oktober 2021 en dat op 27 oktober 2021 aan [naam 1] een opdrachtbevestiging is toegestuurd. Daaruit heeft de minister, naar het oordeel van het College, terecht afgeleid dat de uitvoering al was aangevangen voordat de subsidie was aangevraagd. Ook in de facturen van november en december 2021 wordt verwezen naar de opdrachtbevestiging van
27 oktober 2021. Verder wordt in de warmteverliesberekeningen van 25 oktober 2021 gerefereerd aan het projectnummer dat was vermeld in de opdrachtbevestiging van
27 oktober 2021. Dit alles duidt erop dat [naam 1] al in oktober 2021 financiële verplichtingen is aangegaan voor de aanschaf en installatie van warmtepompen, terwijl zij pas op 2 november 2021 de subsidie daarvoor heeft aangevraagd. Het is daarentegen niet aannemelijk dat [naam 1] pas op 1 mei 2021 de warmtepompen heeft aangeschaft, want op de zitting bij het College heeft zij toegelicht in mei 2021 gestart te zijn met het verlenen van zorg. Dat veronderstelt dat de verbouwing op dat moment was afgerond. Omdat [naam 1] de subsidie pas na het aangaan van financiële verplichtingen voor de warmtepompen heeft aangevraagd, is niet aan het vereiste van stimulerend effect voldaan. De minister was dus bevoegd om de subsidie op nihil vast te stellen.
11 Het College oordeelt verder dat de minister ook van die bevoegdheid gebruik mocht maken. Er is namelijk geen sprake van bijzondere omstandigheden die maken dat de nihilstelling onredelijk bezwarend is voor [naam 1] . Dat [naam 1] niet op de hoogte was van het feit dat zij de warmtepompen pas na subsidieaanvraag mocht aanschaffen, komt voor haar rekening. Het aanvraagformulier voor de subsidie vermeldt uitdrukkelijk dat de datum waarop de aankoopverplichting wordt aangegaan, na de datum van indiening van de subsidieaanvraag moet liggen. Deze eis volgt, zoals hiervoor is besproken, uit Europese regelgeving waar de minister aan gebonden is. Het was aan [naam 1] als ondernemer om zich op de hoogte te stellen van de subsidievoorwaarden voordat zij tot het aanvragen van de subsidie en de aankoop van de warmtepompen overging. Verder begrijpt het College dat [naam 1] door het terugtrekken van een financier bij de start van haar onderneming een financiële tegenslag te verduren heeft gekregen, maar dat houdt geen verband met de aanschaf van de warmtepompen voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag.
Slotsom
12 De beroepen zijn ongegrond.

Beslissing

Het College verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, mr. H.S.J. Albers en mr. M.J. Jacobs, in aanwezigheid van mr. P.E.A. Chao, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024.
w.g. H.O. Kerkmeester w.g. P.E.A. Chao

Bijlage

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (Algemene groepsvrijstellingsverordening)
Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
[…]
23. „ aanvang van de werkzaamheden”: hetzij de aanvang van de bouwwerkzaamheden met betrekking tot de investering, hetzij de eerste, juridisch bindende toezegging om uitrusting te bestellen, hetzij een andere toezegging die de investering onomkeerbaar maakt. […]
Artikel 6 Stimulerend effect
1. Deze verordening is slechts van toepassing op steun die een stimulerend effect heeft.
2. Steun wordt geacht een stimulerend effect te hebben wanneer de begunstigde ervan, voordat de werkzaamheden aan het project of de activiteit aanvangen, bij de betrokken lidstaat een schriftelijke steunaanvraag heeft ingediend. […].
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:46
[…]
2. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:
[…]
c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, […]
Artikel 6:11
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft
niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 22
1. Onze Minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien:
[…]
c. niet voldaan wordt aan de eisen inzake het stimulerend effect, bedoeld in het toepasselijke Europese steunkader;
[…]