In deze zaak heeft [naam 1] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin een boete van € 5.000,- was opgelegd vanwege onvoldoende reiniging van slachtapparatuur. De rechtbank had de boete voor een van de twee beboetbare feiten verlaagd naar € 2.500,-, maar het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) heeft de boete in hoger beroep gematigd tot € 2.125,- vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De zaak begon met een controle door de NVWA op 11 december 2018, waaruit bleek dat er werd geslacht met onvoldoende gereinigde apparatuur. De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur legde daarop een boete op, die door de rechtbank deels werd vernietigd. Het CBB oordeelde dat de minister niet hoeft aan te tonen dat er daadwerkelijk verontreiniging heeft plaatsgevonden, maar dat het voldoende is dat de apparatuur niet goed was schoongemaakt. Het College bevestigde de overtredingen en matigde de boete, waarbij het ook de proceskosten en het griffierecht ten laste van de Staat der Nederlanden stelde.