ECLI:NL:CBB:2024:644

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
21/1045
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek Stichting Dierenrecht tegen minister inzake kalverhouderij op houten roostervloeren

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 september 2024, wordt het beroep van Stichting Dierenrecht tegen de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur ongegrond verklaard. Dierenrecht had verzocht om handhavend op te treden tegen V.O.F. [naam 1] wegens het houden van kalveren op houten roostervloeren, wat volgens hen in strijd zou zijn met het Besluit houders van dieren (Bhd). De minister had het handhavingsverzoek afgewezen, omdat uit inspecties niet was gebleken dat de dierhouder een overtreding pleegde. Dierenrecht betwistte de bevindingen van de toezichthouders en voerde aan dat de houten roostervloeren schadelijk zijn voor het welzijn van de kalveren. Het College oordeelde echter dat de minister op goede gronden had vastgesteld dat er geen overtredingen waren en dat de minister niet bevoegd was om handhavend op te treden. De uitspraak benadrukt dat het houden van kalveren op houten roostervloeren niet per definitie in strijd is met de wet, mits aan de vereisten voor dierenwelzijn wordt voldaan. De conclusie is dat het beroep van Dierenrecht ongegrond is en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1045

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 september 2024 in de zaak tussen

Stichting Dierenrecht, te Amsterdam

(gemachtigde: mr. H.P. Wellenberg)
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigde: mr. E.M. Scheffer)
met als derde partij
V.O.F. [naam 1], te [plaats]
(gemachtigde: mr. J. Jansen)

Procesverloop

Met het besluit van 22 maart 2021 (afwijzingsbesluit) heeft de minister het verzoek van Dierenrecht om handhavend op te treden tegen VOF [naam 1] ([naam 1]) wegens overtreding van het Besluit houders van dieren (Bhd) afgewezen.
Met het besluit van 17 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van Dierenrecht ongegrond verklaard en het afwijzingsbesluit gehandhaafd.
Dierenrecht heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De derde partij heeft schriftelijke uiteenzettingen over de zaak gegeven en nadere stukken ingezonden.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De zitting was op 4 juni 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen: Stichting Dierenrecht, vertegenwoordigd door haar gemachtigde die werd bijgestaan door [naam 2] en [naam 3]; de minister, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde die werd bijgestaan door A.S. Schade; [naam 1] werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde die werd bijgestaan door [naam 4] en [naam 5].

Overwegingen

Inleiding
1.1
[naam 1] houdt vleeskalveren in stallen met houten roostervloeren.
1.2
Dierenrecht heeft in 2019 de Staat der Nederlanden gedagvaard en onder meer een verklaring voor recht gevorderd dat de Staat onrechtmatig handelt door niet handhavend op te treden tegen kalverhouders die hun dieren houden op houten of betonnen roostervloeren. De rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van 29 juli 2020 Dierenrecht niet-ontvankelijk verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank staat voor Dierenrecht een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang open bij de bestuursrechter ten aanzien van het materiële resultaat, handhavend optreden, dat Dierenrecht beoogt te bereiken. Dierenrecht kan een handhavingsverzoek bij de minister of de NVWA indienen. Tegen de afwijzing daarvan staan bestuursrechtelijke rechtsmiddelen open. [1]
1.3
Nadat Dierenrecht had vastgesteld dat [naam 1] kalveren houdt op houten roostervloeren, heeft Dierenrecht de minister op 28 september 2020 verzocht om handhavend op te treden tegen [naam 1]. Omdat houten roostervloeren nat, glad en hard zijn, levert het houden van kalveren op een houten roostervloer volgens Dierenrecht overtredingen op van het bepaalde in de artikelen 1.8, 2.34, 2.35 en 2.36 van het Bhd.
1.4
Naar aanleiding van het verzoek van Dierenrecht hebben twee toezichthouders op 15 februari 2021 een inspectie verricht op het bedrijf van [naam 1]. Hiervan hebben zij op 22 februari 2021 een rapport van bevindingen opgesteld.
In dit rapport staat, voor zover van belang, het volgende.
“Roostervloeren :
De roostervloeren voor de kalveren waren uitgevoerd in de bovengenoemde houtsoort. De houten balken van de roosters hadden een breedte van 8 cm met daar tussen een spleetbreedte van 3 cm. Daarnaast waren er aluminium strippen van ca 3 á 4 cm breed op de roosters aangebracht. Dit met een tussenliggende afstand van ca. 1 meter. Het door ons opgemeten hok had een oppervlakte van 18,43 m2. In de aanwezige hokken werden 9 of 10 kalveren gehouden. Ik, toezichthouder […], heb geprobeerd met mijn laarzen in een hok van de kalveren te voelen of de houten balken van de roostervloeren glad waren. Dit was echter niet het geval. Ik gleed niet weg met mijn laars door lichaamsgewicht te zetten en druk uit te oefenen op één been staande op de balken van de roostervloer. Op de houten balken van de roostervloeren van de kalveren in stal A en B is te zien dat zich een dun en droog laagje heeft gevormd met vezelstructuur.
Dit gevormde laagje met een vezelstructuur zorgde ervoor dat de houten balken van de roostervloeren niet glad waren en aanvoelden. Op plekken waar geen of minder vezelstructuur op de houten balken was gevormd waren de droge roostervloeren evenmin glad. De gevormde vezelstructuur op de houten balken van de roostervloeren zorgden ervoor dat de houten balken stroef aanvoelden. Wij hebben in stal A en B geen houten roostervloeren aangetroffen die volgens onze expertise en ervaring als bodembedekking ongeschikt of schadelijk waren voor de gehouden kalveren. De stallen waren volgens onze expertise en ervaring zodanig ingericht dat de kalveren zonder problemen konden gaan liggen, rusten en opstaan. Wij hebben geen aanwijzingen gevonden dat de ligruimtes van de kalveren niet comfortabel, niet zindelijk en schadelijk, waren voor de gehouden kalveren.
Vleeskalveren: In stal A zijn 2 kalveren aangetroffen waarvan 1 kalf met 1 verdikte knie en 1 kalf met 2 verdikte knieën. Wij hebben verder geen kalveren aangetroffen met verdikte knieën in de stallen A en B. Dit is een zeer geringe afwijking van 0,1% op de 1618 kalveren. De 2 kalveren waren niet kreupel en ondervonden hier verder geen zichtbare hinder van. Volgens onze expertise en ervaring zijn deze verdikte knieën niet te herleiden naar het houden van kalveren op houten roostervloeren.
Verder geen afwijkingen waargenomen in de gezondheid/voedingstoestand van de dieren. Klimaat in de stallen was goed en werd keurig digitaal geregeld. Huisvesting van de kalveren op het bedrijf was akkoord. Houder stuurde met toevoegingen (vezels) in het voer de consistentie van de mest bij de kalveren. De kalveren waren zeer schoon en hadden nagenoeg geen bevuiling van mestresten aan de vacht.”
Op basis van dit rapport heeft de minister het verzoek tot handhaving bij [naam 1] met het besluit van 22 maart 2021 afgewezen. Het bezwaar hiertegen is met het bestreden besluit ongegrond verklaard. De minister is namelijk van oordeel dat [naam 1] geen overtredingen heeft begaan van de door Dierenrecht genoemde wettelijke voorschriften.
1.5
Dierenrecht is het niet eens met het bestreden besluit en heeft beroep ingesteld.
Wettelijk kader
2 Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Standpunten van partijen
Standpunt Dierenrecht
3.1
Dierenrecht stelt zich op het standpunt dat het houden van kalveren op een houten roostervloer in strijd is met de wet. Een houten vloer is doorgaans glad en daarmee in strijd met artikel 2.35 Bhd waarin is bepaald dat kalveren moeten worden gehouden op een stroeve vloer. Dat een houten roostervloer glad is zorgt ervoor dat de kalveren uitglijden, waardoor eveneens niet is voldaan aan artikel 2.34 Bhd. Verder leidt een (harde) houten roostervloer tot knieproblemen en andere gebreken (waaronder staartproblemen), en is daardoor schadelijk. Dat levert een overtreding op van artikel 2.2, achtste lid, Wet Dieren en de artikelen 1.8, 2.34 en 2.36 Bhd. Verder wordt een houten roostervloer nat door urine en mest, waardoor de kalveren – bij gebrek aan een aparte ligruimte – geen geschikte plaats hebben om te rusten. Dit is in strijd met artikel 2.34 Bhd. Tevens levert een door mest en urine nat geworden houten roostervloer een overtreding op van artikel 2.36 Bhd en artikel 2.2, achtste lid, van de Wet Dieren, omdat de vloer schadelijk, niet zindelijk en niet comfortabel is. Dierenrecht heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar verschillende rapporten, wetenschappelijke onderzoeken en de verklaring van een deskundige (rapporten en verklaring).
3.2
Dierenrecht stelt zich verder op het standpunt dat er voldoende concrete aanknopingspunten zijn om de juistheid van de bevindingen van de toezichthouders te betwisten. De minister heeft niet uit mogen gaan van de bevindingen van de toezichthouders. Uit de rapporten waarnaar wordt verwezen, blijkt volgens Dierenrecht dat de houten roostervloeren bij [naam 1] schadelijk zijn en bij kalveren tot pijn en letsel leiden. De zogenaamde laarzenglijtest, die de toezichthouders hebben uitgevoerd, is geen adequate manier om te beoordelen of een vloer voldoet aan de wettelijke vereisten. De rekenkundige conclusie van de toezichthouders over het geringe aantal kalveren met dikke knieën op het totale aantal gehouden kalveren is onjuist. Ook verhoudt die conclusie zich niet tot onderzoeken waaruit blijkt dat 7% van de kalveren die worden gehouden op een houten roostervloer last heeft van dikke knieën. Het bij de controle aangetroffen “laagje met vezelstructuur” is mest en dat betekent dus dat daar geen sprake is van een zindelijke ligplaats, die droog is.
Standpunt minister
4.1
De minister stelt zich op het standpunt dat het handhavingsverzoek terecht is afgewezen, omdat er geen sprake is van een overtreding van artikel 1.8, 2.34, 2.35 of 2.36 Bhd. Er geldt geen verbod om kalveren op houten vloeren te houden. De regelgeving vermeldt vereisten die van belang zijn om tijdens het houden van kalveren pijn en letsel bij de dieren te voorkomen. Zo schrijft de regelgeving onder meer voor dat de vloer van een stal stroef is en aangepast aan het gewicht en de grootte van de kalveren en een stevige, vlakke en stabiele oppervlakte vormt en dat de ligruimte van een stal comfortabel en zindelijk is, beschikt over een behoorlijke afvoer en niet schadelijk is voor de kalveren. De wetgever heeft er bewust voor gekozen om in de regelgeving geen gedetailleerde eisen vast te leggen, maar gebruik te maken van doelvoorschriften.
4.2
De minister stelt zich verder op het standpunt dat een bestuursorgaan in beginsel van de juistheid van een rapport van bevindingen mag uitgaan. Dierenrecht heeft geen concrete aanknopingspunten aangevoerd die reden vormen om aan deze bevindingen te twijfelen. Verder heeft Dierenrecht niet aannemelijk gemaakt dat dikke knieën bij de kalveren pijn of letsel veroorzaken als bedoeld in artikel 1.8 Bhd en dat dit het gevolg zou zijn van de gebruikte roostervloeren bij [naam 1].
Standpunt [naam 1]
5.1
[naam 1] stelt zich op het standpunt dat het houden van kalveren op roostervloeren, in het algemeen en de wijze waarop [naam 1] kalveren houdt in het bijzonder, niet schadelijk is voor het dierenwelzijn, en verenigbaar is met de (Europese) Kalverrichtlijn [2] en het Bhd.
5.2
De door Dierenrecht aangevoerde argumenten en de rapporten waar zij naar verwijst geven geen redenen om aan de juistheid van de bevindingen van de toezichthouders te twijfelen. De afwijzing van het handhavingsverzoek dient daarom in stand te blijven.
Beoordeling door het College
Is er per definitie sprake van een overtreding van het Bhd?
6.1
Dierenrecht neemt het standpunt in dat uit de door haar overgelegde rapporten en verklaring blijkt dat het houden van kalveren op houten roostervloeren per definitie een overtreding oplevert van één of meer bepalingen van het Bhd, omdat deze vloeren doorgaans nat en glad zijn. Dierenrecht heeft ter nadere onderbouwing hiervan de volgens haar relevante passages daaruit gemarkeerd en deels ook weergegeven en becommentarieerd in haar beroepschrift. Het College vat dit als volgt samen.
6.2
Professor [naam 6], emeritus professor van de Universiteit van Cambridge, Engeland, geeft in zijn verklaring van 22 november 2019 [3] een overzicht en samenvatting van wetenschappelijk bewijs wat betreft welzijnsproblemen voor kalveren in verband met hun huisvesting, met name op houten en betonnen roostervloeren. Op basis van dat bewijs concludeert hij het volgende. Alle houten roostervloeren worden nat en zijn dan glad. Dat veroorzaakt moeilijkheden als kalveren willen gaan liggen, staan of lopen. Verwondingen kunnen ontstaan, maar zelfs als dat niet gebeurt, veroorzaken de gladde vloeren pijn en lijden bij de kalveren. Hij vermeldt dat langdurig liggen op een hard oppervlak pijnlijk is en schade aan de huid en letsel kan veroorzaken. Alle houten en betonnen roostervloeren zijn hard en oncomfortabel om op te liggen. De meeste verblijven met houten roostervloeren hebben geen afzonderlijke ligruimte, zodat kalveren geen droge ligruimte hebben. Ongeschikte vloeren kunnen knieletsel (carpale bursitis) veroorzaken dat substantiële pijn kan veroorzaken. Kalveren op roostervloeren hebben een grotere kans op staartletsel. De Ongeriefanalyse 2007 [4] vermeldt dat dieren door gebrek aan grip uitglijden en zich verwonden. Voor het verminderen van gezondheids- en gedragsproblemen als gevolg van natte en gladde vloeren is het wenselijk dat er voor vleeskalveren nieuwe vloerconcepten worden ontwikkeld. Volgens een Scientific Opinion van de European Food and Safety Authority (EFSA) uit 2012 [5] moeten natte vloeren vermeden worden vanwege warmte- en rustproblemen. Dieren die gehouden worden op roostervloeren hebben een grotere kans op letsel bij het opstaan en gaan liggen. Ontstekingen aan de knie komen meer voor bij kalveren op betonnen en houten roostervloeren dan bij kalveren op rubberen vloeren of stro. Dit had het ‘Scientific Committee on Animal Health and Animal Welfare van de Europese Commissie in 2001 [6] en de EFSA in 2006 [7] ook vastgesteld. De Scientific Opinion van EFSA uit 2023 [8] benoemt gevaren van gladde roostervloeren voor het welzijn voor dieren: letsel en pijn door uitglijden en vallen, problemen bij het opstaan, gaan liggen en rusten, onvermogen tot speelgedrag. In een onderzoek van Schrader et al. uit 2001 [9] wordt melding gemaakt van staartproblemen doordat kalveren op elkaars staart gaan staan op een harde ondergrond. Ook in het onderzoek van Ural el al. uit 2007 komt dit naar voren. Het rapport Alternatieve Vloeren uit 2017 [10] bevat een onderzoek naar verschillende alternatieve vloeren voor kalveren die worden afgezet tegen de referentievloeren houten en betonnen roostervloeren. De conclusie in dit rapport is dat zich bij kalveren op alternatieve vloeren significant minder ontstekingen aan de knie voordoen dan bij kalveren op referentievloeren. Ook geven de vleeskalverhouders aan dat zij op alternatieve vloeren minder knie- en staartproblemen zien dan bij volledig betonnen roostervloeren. Als onderdeel van dit onderzoek zijn door ingenieursbureau [naam 7] stroefheidsmetingen uitgevoerd. Daarbij wordt vermeld dat is uitgegaan van natte omstandigheden, omdat dit de situatie in kalverstallen waar de roosters zijn bevuild met urine en mest, het best representeert. In een onderzoek van [naam 8] et al uit 2019 [11] naar één specifieke alternatieve vloer (de Groene Vlag vloer) is vermeld dat die vloer in het algemeen als redelijk scoorde, terwijl de traditionele houten roostervloer in het algemeen als ‘vuil’ scoorde. De Ongeriefanalyse 2018 [12] vermeldt als ongerief de gladheid van houten vloeren en de betere grip, maar hardere ondergrond van de betonroosters. De onderzoekers hebben aan langdurig gladde vloeren de maximale ongeriefscore 8 toegekend en een ongeriefscore van 4 voor harde vloeren.
6.3.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het College motiveert dit als volgt.
6.3.2
Met de overgelegde rapporten en verklaring heeft Dierenrecht laten zien dat houten roostervloeren voor kalveren risico’s voor het welzijn van de dieren kunnen meebrengen. Ook blijkt uit de rapporten en verklaring dat deze risico’s voor het welzijn van kalveren al bijna twintig jaar bekend zijn. Met name als de roostervloeren nat en glad zijn. In (vrijwel) alle rapporten en de verklaring wordt ervan uitgegaan dat dit doorgaans het geval is. Deze gegevens hebben de Nederlandse en Europese wetgever er niet toe gebracht houten roostervloeren uitdrukkelijk te verbieden. De Kalverrichtlijn, die in Bijlage 1 voorwaarden stelt voor de kalverhouderij, bevat geen verbod op houten roostervloeren. Hoewel het de lidstaten op grond van artikel 11 van de Kalverrichtlijn is toegestaan strengere bepalingen dan de richtlijn te handhaven of toe te passen, bevat ook het Bhd geen uitdrukkelijk verbod op het houden van kalveren op roostervloeren. Dat de besluitgever houten roostervloeren niet heeft willen verbieden, blijkt bovendien uit artikel 2.36, derde lid, Bhd. Dat bepaalt dat kalveren, met uitzondering van vleesstierkalveren ouder dan 2 maanden, beschikken over ligruimte die is ingestrooid of is voorzien van een kunststof mat, houten lattenrooster of rubber toplaag. Uit het opnemen van “houten lattenrooster” in deze opsomming blijkt dat een ligruimte met een houten lattenrooster in beginsel voldoet aan de vereisten die deze bepaling stelt aan de ligruimten voor kalveren. Het houden van kalveren op houten roostervloeren levert dan ook pas een overtreding van het Bhd op indien in een concreet geval door de houder van de kalveren niet wordt voldaan aan in dit besluit opgenomen voorschriften voor de verblijfsruimte voor kalveren, zoals dat deze geen bodembedekking mag bevatten die schadelijk is voor het dier (artikel 1.8, derde lid), dat een kalf zonder problemen moet kunnen liggen, rusten en opstaan (artikel 2.34, eerste lid), dat de vloer stroef moet zijn (artikel 2.35, eerste lid) en de ligruimte comfortabel, zindelijk en niet schadelijk (artikel 2.36, eerste lid).
6.3.3
Uit de passages in de rapporten en verklaring waar Dierenrecht naar heeft verwezen komt naar voren dat kalveren op houten roostervloeren wanneer deze nat en daardoor glad zijn, kunnen uitglijden. Verder wordt vermeld dat natte vloeren minder comfortabel zijn om te rusten. Kalveren op houten roostervloeren hebben een grotere kans op ontstekingen aan de knie. Er doen zich meer staartproblemen voor bij kalveren die worden gehouden op houten roostervloeren. De rapporten leveren echter niet voldoende grondslag op om te kunnen concluderen dat houten roostervloeren zonder meer schadelijk zijn voor kalveren, dat houten roostervloeren niet stroef genoeg zijn, dat kalveren op een houten roostervloer niet zonder problemen kunnen liggen, rusten of opstaan of dat een stal met een houten roostervloer niet comfortabel en zindelijk kan zijn en schadelijk is. De rapporten gaan ervan uit dat houten roostervloeren doorgaans nat en glad zijn. Het is echter niet komen vast te staan dat houten roostervloeren altijd nat en glad zijn door urine en mest. De onderzoeken waarvan Dierenrecht rapporten heeft overgelegd, zijn er niet op gericht geweest om dat vast te stellen. De minister en [naam 1] hebben er ook op gewezen dat verscheidene onderzoeken al geruime tijd geleden zijn uitgevoerd en dat er sindsdien wezenlijke veranderingen in de kalverhouderij zijn doorgevoerd. [naam 1] heeft gewezen op een andere, meer vezelrijke samenstelling van het voer waardoor de mest minder nat is en op een andere bolling van de houten roosters waardoor natte bestanddelen sneller van het rooster afglijden. Door het gebruik van systemen van klimaatbeheersing drogen natte delen sneller op. Enkel op grond van de rapporten en verklaring die Dierenecht heeft overgelegd, kan dan ook niet worden geconcludeerd dat het gebruik van houten roostervloeren, omdat deze doorgaans nat en glad zouden zijn, in strijd is met het Bhd.
6.3.4
Hierom en omdat de rapporten en verklaring niets zeggen over de toestand van de houten roostervloeren bij [naam 1] en de wijze waarop de kalveren op dit bedrijf op deze soort vloer worden gehouden, kan niet alleen op grond van de rapporten en verklaring worden aangenomen dat sprake is van een van de hiervoor in 6.3.2 genoemde overtredingen bij [naam 1]. Om te kunnen vaststellen of sprake is van een overtreding moet de minister dan ook onderzoek (laten) doen op het bedrijf van [naam 1] naar de relevante feiten en omstandigheden waaronder de kalveren daar op een houten roostervloer worden gehouden. Daartoe heeft de minister de in 1.2 genoemde inspectie op het bedrijf van [naam 1] laten verrichten, waarvan de onderzoeksresultaten zijn vastgelegd in het naar aanleiding daarvan opgestelde rapport van bevindingen.
Mocht de minister gebruik maken van het rapport van bevindingen van de toezichthouders?
6.4.1
Dierenrecht heeft zich op het standpunt gesteld dat de minister zich niet heeft mogen baseren op het rapport van bevindingen dat is opgemaakt over de inspectie bij [naam 1]. Dierenrecht stelt dat zij met de rapporten en verklaring voldoende vraagtekens heeft gezet bij de bevindingen. Deze beroepsgrond slaagt evenmin. Het College licht dit als volgt toe.
6.4.2
Het College stelt vast dat het rapport van bevindingen volgens de ondertekening is opgemaakt op ambtsbelofte. Een bestuursorgaan mag, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een door een toezichthouder op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend rapport, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het rapport weergeven. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent.
6.4.3
Volgens Dierenrecht blijkt uit de overgelegde rapporten en verklaring dat een houten roostervloer doorgaans glad is, omdat deze door mest en urine steeds nat is. Zoals hiervoor al is geoordeeld, kan niet alleen op grond van deze rapporten en de verklaring worden vastgesteld dat de houten roostervloeren bij [naam 1] nat en daardoor glad waren. De toezichthouders hebben vastgesteld dat de houten roostervloeren van de stallen van [naam 1] niet glad waren. Het College volgt Dierenrecht niet in haar stelling dat de laarzenglijtest die de toezichthouders hebben uitgevoerd, geen adequate manier is om te beoordelen of een vloer stroef is. Dat de wijze waarop de toezichthouders de gladheid van de roostervloeren hebben beoordeeld, niet adequaat is en er een in de praktijk bruikbaar geschikt alternatief voor bestaat, heeft Dierenrecht onvoldoende concreet onderbouwd. De minister heeft erop gewezen dat de toezichthouders, om de situatie ter plaatse te beoordelen, een aantal vragen die van tevoren zijn opgesteld, door middel van organoleptisch (dat wil zeggen: zintuiglijk) onderzoek hebben beantwoord. In de rechtspraak van het College, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 december 2021(ECLI:NL:CBB:2021:1087), is organoleptisch onderzoek aanvaard als methode om vast te stellen of sprake is van een overtreding. Daarbij gebruiken de toezichthouders hun zintuigen om bevindingen vast te stellen. In deze specifieke situatie hebben de toezichthouders daarnaast ook hun handen, voeten en laarzen gebruikt om de situatie ter plaatse waar te nemen. De vaststelling van de toezichthouders dat de roostervloeren niet glad waren, berust niet alleen op de laarzenglijtest, maar ook op de waarneming van de vezelstructuur op de roosters die maakt dat de roosters niet glad zijn. Verder wijst de waarneming van de toezichthouders dat de kalveren zeer schoon waren en nagenoeg geen bevuiling van mestresten aan de vacht hadden, er ook niet op dat de vloer door slechte hygiëne nat en daardoor glad was. De toezichthouders hebben verder nog vastgesteld dat het klimaat in de stallen goed was en keurig digitaal werd geregeld. Dit sluit aan bij wat [naam 1] op de zitting heeft verklaard over het belang van een systeem van klimaatbeheersing voor het opdrogen van natte delen van de mest.
6.4.4
Dierenrecht stelt dat het niet duidelijk is hoe de toezichthouders tot de conclusie zijn gekomen dat de kalveren niet kreupel waren en geen zichtbare hinder ondervonden van dikke knieën. Uit de wetenschappelijke onderzoeken blijkt volgens Dierenrecht dat houten roostervloeren kunnen leiden tot knieproblemen. Het College stelt vast dat de toezichthouders bij een steekproef twee kalveren met verdikte knieën hebben aangetroffen. De toezichthouders vermelden dat deze dieren niet kreupel waren en geen zichtbare hinder ondervonden. Dit is in lijn met het door [naam 1] overgelegde bedrijfsgezondheidsplan waaruit niet blijkt dat dikke knieën bij de kalveren in de stallen van [naam 1] een veel voorkomend gezondheidsprobleem is. De enkele verwijzing naar de wetenschappelijke onderzoeken levert onvoldoende grond op om aan de juistheid van de specifieke bevindingen wat betreft de kalveren van [naam 1] te twijfelen. Daarnaast is op zitting door Dierenrecht erkend dat dikke knieën niet altijd tot hinder bij kalveren leiden en dat de ernst van het letsel veelal pas bij uitgebreid dierlijk geneeskundig onderzoek of bij onderzoek post mortem kan worden vastgesteld. Er was geen aanleiding voor een nader onderzoek naar het voorkomen van dikke knieën op het bedrijf van [naam 1], dan wel naar de ernst en oorzaak van de dikke knieën bij de twee kalveren waarbij dit is geconstateerd. Verder blijkt uit het rapport van bevindingen niet dat bij de kalveren in de stallen van [naam 1] staartproblemen zijn waargenomen. Dierenrecht heeft niet aannemelijk gemaakt dat daarvan wel sprake was.
6.4.5
Volgens Dierenrecht is ook niet duidelijk waarop de conclusie van de toezichthouders berust dat de kalveren zonder problemen kunnen liggen, rusten en opstaan. Een houten roostervloer die nat is door mest en urine, is niet geschikt om te rusten en is niet comfortabel. De vloer is bedekt met een laagje mest en is dus geen zindelijke ligplaats. Ook dit levert naar het oordeel van het College onvoldoende grond op om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. De toezichthouders hebben ter plaatse onderzoek gedaan naar overtreding van bepalingen van het Bhd. Uit het rapport blijkt dat er voor de kalveren voldoende schone en droge ligplekken zijn en dat de kalveren zeer schoon zijn. Het College verwijst naar wat hiervoor in 6.4.3 is overwogen wat betreft de stelling van Dierenrecht dat de houten roostervloeren nat en daardoor glad waren. De toezichthouders hebben voldoende toegelicht dat zij op de door Dierenrecht genoemde aspecten geen overtredingen hebben kunnen vaststellen.
6.4.6
Dit betekent dat wat Dierenrecht heeft aangevoerd, geen reden geeft voor twijfel aan de juistheid van de bevindingen in het rapport van bevindingen. De minister mocht daarom uitgaan van de bevindingen in dit rapport. Op grond van deze bevindingen heeft de minister terecht vastgesteld dat [naam 1] geen overtreding van het Bhd heeft begaan. De minister was dus niet bevoegd om handhavend op te treden tegen [naam 1].
Wat is de betekenis van inspecties die zijn uitgevoerd bij twee andere bedrijven?
6.5
Dierenrecht heeft bij de minister rapporten opgevraagd van inspecties die in 2017 en 2018 (bij andere bedrijven) zijn verricht. Bij een melkveehouderij en een gemengd bedrijf zijn kalveren aangetroffen op een houten of betonnen roostervloer. In die zaken hebben de toezichthouders dat aangemerkt als een overtreding van het Bhd. De minister had daarom in het geval van [naam 1] het gebruik van houten roostervloeren ook als een overtreding moeten aanmerken. De minister heeft betwist dat in de gevallen uit 2017 en 2018 is gehandhaafd enkel en alleen op basis van de aanwezigheid van een roostervloer. Het was de aanwezigheid van andere omstandigheden, zoals een natte mestaanslag op de roostervloer en een niet ingestrooide lattenbodem waar dat verplicht is, die maakten dat overtredingen zijn vastgesteld. Om handhavend te kunnen optreden tegen [naam 1], dient de minister vast te stellen dat [naam 1] een overtreding heeft begaan. Hiervoor is het College tot de conclusie gekomen dat de minister op goede gronden heeft vastgesteld dat bij de inspectie niet is gebleken dat [naam 1] met het houden van kalveren op houten roostervloeren een overtreding pleegt van het Bhd. Inspecties van de minister van andere stallen bij andere veehouders kunnen daar niet aan af doen.
Conclusie
6.6
Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

Het college verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C. Stuldreher, mr. M.M. Smorenburg en mr. W.J.A.M. van Brussel, in aanwezigheid van mr. B.W.N. van den Oever, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2024.
w.g. S.C. Stuldreher w.g. B.W.N. van den Oever

Bijlage

Wet Dieren
Artikel 2.2, achtste lid
8. Het is houders van dieren verboden aan deze dieren de nodige verzorging te onthouden.
Besluit houders van dieren
Artikel 1.8
1. Een ruimte waarin een dier wordt gehouden, wordt voldoende verlicht en verduisterd om aan de ethologische en fysiologische behoeften van het dier te voldoen.
2. Behuizingen, waaronder begrepen de vloer, waarin een dier verblijft en inrichtingen voor de beschutting voor een dier zijn op zodanige wijze ontworpen, gebouwd en onderhouden dat bij de dieren geen letsel of pijn wordt veroorzaakt en bevatten geen scherpe randen of uitsteeksels waaraan het dier zich kan verwonden.
3. In de ruimte waarin een dier wordt gehouden, worden geen materialen en, in voorkomend geval, bodemdekking gebruikt die ongeschikt of schadelijk zijn voor het dier.
4. De materialen, bedoeld in het derde lid, kunnen eenvoudig worden gereinigd en ontsmet.
Artikel 2.34
1. De stal is zodanig ingericht dat een kalf zonder problemen kan liggen, rusten, opstaan en zich zonder problemen kan likken.
2. Indien kalveren in een stal met ligboxen worden gehouden, is het aantal ligboxen ten minste gelijk aan het aantal kalveren.
Artikel 2.35
1. De vloer van een stal is stroef en aangepast aan het gewicht en de grootte van de kalveren en vormt een stevige, vlakke en stabiele oppervlakte.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de eigenschappen van de vloer.
Artikel 2.36
1. De ligruimte van een stal is comfortabel en zindelijk, beschikt over een behoorlijke afvoer en is niet schadelijk voor de kalveren.
2. De vloer van de stal van kalveren jonger dan twee weken is ingestrooid met adequaat strooisel.
3. Kalveren met uitzondering van vleesstierkalveren ouder dan twee maanden beschikken over ligruimte die is ingestrooid of is voorzien van een kunststof mat, houten lattenrooster of rubber toplaag.
4. De oppervlakte van de ligruimte bedraagt in stallen waarin de kalveren niet zijn aangebonden of niet in eenlingboxen zijn gehuisvest, voor kalveren tot een leeftijd van drie maanden ten minste 0,50 m² beschikbare ruimte per kalf en voor kalveren ouder dan drie maanden ten minste 0,70 m² beschikbare ruimte per kalf.

Voetnoten

1.Vonnis van rechtbank Den Haag, 29 juli 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:6589).
2.Richtlijn 2008/119/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren.
3.Statement of Witness by emeritus professor [naam 6] of the department of veterinary medicine of the University of Cambridge regarding Flooring and welfare in calves, 22 november 2019.
4.Ongerief bij rundvee, varkens, pluimvee, nertsen en paarden, Animal Sciences Group van Wageningen UR, Rapport 71, oktober 2007.
5.Scientific Opinion on the welfare of the cattle kept for beef production and the welfare in intensive calf farming systems, EFSA Panel on Animal Health and Welfare, 15 mei 2012, EFSA Journal 2012;10(5):2669.
6.The Welfare of Cattle kept for Beef Production, Scientific Committee on Animal Health and Animal Welfare, 25 april 2001.
7.The EFSA Journal (2006) 366, 1-36, European Commission, Opinion on "The risks of poor welfare in intensive calf farming systems”, 24 mei 2006.
8.EFSA Journal 2023;21(3):7896, European Commission, Opinion on “Welfare of calves”, 22 februari 2023, onderdeel 3.9.
9.The Ocurrence of Tail Tip Alterations in Fattening Bulls Kept Under Different Husbandry Conditions, L. Schader et al, Animal Welfare, 2001, 10:119-130.
10.Alternatieve vloeren voor vleeskalveren, Wageningen UR, Livestock Research, Rapport 1056.
11.[naam 8]., [naam 9]., [naam 10], [naam 11]., [naam 12]. and [naam 13]., 2019, Ammonia and odour emission from a veal calves housing system with V-shaped manure belt and ‘Groene Vlag’ Slatted floor (No. 1171), Wageningen Livestock Research.
12.Update Ongeriefanalyse Voorlopige deelrapportage onderdeel vleeskalveren, onderdeel van het project “Update Ongeriefanalyse landbouwhuisdieren”, Wageningen University & Research, december 2018.