ECLI:NL:CBB:2024:643

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
21/1086
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek Stichting Dierenrecht tegen minister inzake kalverhouderij op betonnen roostervloeren

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 17 september 2024, wordt het beroep van Stichting Dierenrecht tegen de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur ongegrond verklaard. Stichting Dierenrecht had een handhavingsverzoek ingediend tegen VOF [naam 1] wegens het houden van kalveren op betonnen roostervloeren, wat volgens hen in strijd zou zijn met het Besluit houders van dieren (Bhd). De minister had het verzoek afgewezen, omdat er geen overtredingen waren vastgesteld tijdens een inspectie. De inspectie toonde aan dat de kalveren geen gezondheidsproblemen vertoonden en dat de huisvesting op de betonnen roostervloeren voldeed aan de geldende wetgeving. Dierenrecht betwistte de bevindingen van de inspecteurs en voerde aan dat de betonnen roostervloeren schadelijk zijn voor de dieren. Het College oordeelde echter dat de minister op goede gronden had vastgesteld dat er geen overtredingen waren en dat de minister niet bevoegd was om handhavend op te treden. De uitspraak benadrukt het belang van de rapporten van de toezichthouders en de noodzaak voor concrete bewijzen van overtredingen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1086

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 september 2024 in de zaak tussen

Stichting Dierenrecht, te Amsterdam

(gemachtigde: mr. H.P. Wellenberg)
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigde: mr. E.M. Scheffer)

Procesverloop

Met het besluit van 22 maart 2021 (afwijzingsbesluit) heeft de minister het verzoek van Dierenrecht om handhavend op te treden tegen VOF [naam 1] ( [naam 1] ) wegens overtreding van het Besluit houders van dieren (Bhd) afgewezen.
Met het besluit van 17 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van Dierenrecht ongegrond verklaard en het afwijzingsbesluit gehandhaafd.
Dierenrecht heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De zitting was op 4 juni 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen: Stichting Dierenrecht vertegenwoordigd door haar gemachtigde die werd bijgestaan door [naam 2] en [naam 3] ; de minister vertegenwoordigd door zijn gemachtigde die werd bijgestaan door A.S. Schade.

Overwegingen

Inleiding
1.1
[naam 1] houdt vleeskalveren in stallen met betonnen roostervloeren.
1.2
Dierenrecht heeft in 2019 de Staat der Nederlanden gedagvaard en onder meer een verklaring voor recht gevorderd dat de Staat onrechtmatig handelt door niet handhavend op te treden tegen kalverhouders die hun dieren houden op houten of betonnen roostervloeren. De rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van 29 juli 2020 Dierenrecht niet-ontvankelijk verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank staat voor Dierenrecht een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang open bij de bestuursrechter ten aanzien van het materiële resultaat, handhavend optreden, dat Dierenrecht beoogt te bereiken. Dierenrecht kan een handhavingsverzoek bij de minister of de NVWA indienen. Tegen de afwijzing daarvan staan bestuursrechtelijke rechtsmiddelen open. [1]
1.3
Nadat Dierenrecht had vastgesteld dat [naam 1] kalveren houdt op betonnen roostervloeren, heeft Dierenrecht de minister op 28 december 2020 verzocht om handhavend op te treden tegen [naam 1] . Omdat betonnen roostervloeren hard zijn, levert het houden van kalveren op een betonnen roostervloer volgens Dierenrecht overtredingen op van het bepaalde in de artikelen 1.8, 2.34 en 2.36 van het Bhd.
1.4
Naar aanleiding van het verzoek van Dierenrecht hebben twee toezichthouders op 18 februari 2021 een inspectie verricht op het bedrijf van [naam 1] . Hiervan hebben zij op 25 februari 2021 een rapport van bevindingen opgesteld.
In dit rapport staat, voor zover van belang, het volgende.
“Wij zagen in de stal van de oudere kalveren, op de betonnen roosters, op meerdere plaatsen wat nattere plekken. Daarnaast hebben we de 'laarzenglijtest' ook uitgevoerd in deze stal, om te kijken of de vloer te glad was. Dit was niet het geval, we gleden niet uit. De betonnen roostervloeren waren stroef. Wij merken op dat het klimaat buiten de stal in deze stal meer doorwerkt dan in de nieuwere stal. Er was namelijk in de periode van de inspectie net een weersomslag in Nederland, het was een periode erg koud geweest en tijdens de inspectie was er sprake van een dooi / warmere periode. Hierbij komt in de buitenlucht veel vocht vrij, wat in deze stal meer aanwezig was / bleef dan in de andere stal. Wij hebben de balken en de spleetbreedtes opgemeten: de betonnen balken van de roosters hadden een breedte van 12 cm met daar tussen een spleetbreedte van 3 cm. Wij zagen dat de kalveren wel schoon waren en geen gezondheidsproblemen hadden.
Wij hebben tijdens de inspectie een steekproef gehouden bij minimaal 60 kalveren, door deze te beoordelen op welzijnskenmerken.
Dit betrof de volgende startkalveren met de werknummers: [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 6] , [nummer 7] , [nummer 8] , [nummer 9] , [nummer 10] , [nummer 11] , [nummer 12] , [nummer 13] , [nummer 14] , [nummer 15] , [nummer 16] , [nummer 17] , [nummer 18] , [nummer 19] , [nummer 20] , [nummer 21] , [nummer 22] , [nummer 23] , [nummer 24] , [nummer 25] , [nummer 26] , [nummer 27] , [nummer 28] , [nummer 29] , [nummer 30] , [nummer 31] , [nummer 32] , [nummer 33] , [nummer 34] , [nummer 35] . Bij de startkalveren was 1 kalf aanwezig met een geamputeerde staart (werknummer [nummer 3] ). Wij hebben hiervan de visitebrief ingezien. Deze amputatie was recent gebeurd door de dierenarts onder verdoving i.v.m. een bloedende staart. Onbekend is gebleven wat de reden van de bloedende staart was. Wij hebben hiervoor ook geen reden kunnen vinden.
Dit betrof de volgende oudere kalveren met de werknummers: [nummer 36] , [nummer 37] , [nummer 38] , [nummer 39] , [nummer 40] , [nummer 41] , [nummer 42] , [nummer 43] , [nummer 44] , [nummer 45] , [nummer 46] , [nummer 47] , [nummer 48] , [nummer 49] , [nummer 50] , [nummer 51] , [nummer 52] , [nummer 53] , [nummer 54] , [nummer 55] , [nummer 56] , [nummer 57] , [nummer 58] , [nummer 59] , [nummer 60] , [nummer 61] , [nummer 62] , [nummer 63] , [nummer 64] , [nummer 65] . Bij deze oudere rosekalveren was 1 kalf aanwezig met een korte staart, volgens opgave van de houder was deze destijds met een korte staart aangevoerd op zijn bedrijf. Dit was niet meer door ons te beoordelen.
Wij merken op dat deze steekproef kalveren ad random, oftewel voor de vuist weg zijn geselecteerd. Daaromheen hebben wij natuurlijk ook de andere kalveren beoordeeld. Wij hebben binnen en buiten de steekproef géén kalveren gevonden met dikke knieën of andere welzijnsproblemen gerelateerd aan de betonnen of houten roostervloeren.
[…]
Het handhavingsverzoek spitst zich toe op het huisvesten van de kalveren op betonnen roostervloeren. Ongeveer de helft van de aanwezige kalveren zijn inderdaad gehuisvest op betonnen roostervloeren. De andere helft van de aanwezige kalveren is gehuisvest op houten roostervloeren. Wij hebben geen afwijkingen aangetroffen met betrekking tot het houden van de kalveren op de roostervloeren. Zowel de houten roostervloeren bij de jongere kalveren, alsook de betonnen roostervloeren voldoen aan de geldende wetgeving. Wij hebben geen afwijkingen waargenomen in de gezondheidstoestand en voedingstoestand van de dieren. Wij vonden het klimaat in de stallen goed. Wij vonden de huisvesting van de kalveren op het bedrijf akkoord. De kalveren waren schoon en hadden nagenoeg geen bevuiling van mestresten aan de vacht.
Wij hebben met inachtneming van onze expertise en ervaring geen aanwijzingen dat de bodembedekking ongeschikt of schadelijk is voor deze kalveren op dit bedrijf. Wij hebben met inachtneming van onze expertise en ervaring geen aanwijzingen dat de kalveren niet zonder problemen konden liggen, rusten en opstaan op dit bedrijf. Wij hebben met inachtneming van onze expertise en ervaring geen aanwijzingen dat de ligruimte niet comfortabel, niet zindelijk en schadelijk was op dit bedrijf.
Wij zien geen reden om op dit bedrijf als NVWA te handhaven op de betonnen of houten roostervloeren.”
Op basis van dit rapport heeft de minister het verzoek tot handhaving bij [naam 1] met het besluit van 22 maart 2021 afgewezen. Het bezwaar hiertegen is met het bestreden besluit ongegrond verklaard. De minister is namelijk van oordeel dat [naam 1] geen overtredingen heeft begaan van de door Dierenrecht genoemde wettelijke voorschriften.
1.5
Dierenrecht is het niet eens met het bestreden besluit en heeft beroep ingesteld.
Wettelijk kader
2 Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Standpunten van partijen
Standpunt Dierenrecht
3.1
Dierenrecht stelt zich op het standpunt dat het houden van kalveren op een betonnen roostervloer in strijd is met de wet. Betonnen roostervloeren zijn te hard en dus schadelijk en niet comfortabel. Een harde betonnen roostervloer leidt tot knieproblemen en andere gebreken (waaronder staartproblemen), en is daardoor schadelijk. Verder wordt een betonnen roostervloer nat door urine en mest, waardoor de kalveren – bij gebrek aan een aparte ligruimte – geen geschikte plaats hebben om te rusten. Een door mest en urine nat geworden betonnen roostervloer is niet zindelijk, niet comfortabel en daarom schadelijk. Dierenrecht heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar verschillende rapporten, wetenschappelijke onderzoeken en de verklaring van een deskundige (rapporten en verklaring).
3.2
Dierenrecht stelt zich verder op het standpunt dat er voldoende concrete aanknopingspunten zijn om de juistheid van de bevindingen van de toezichthouders te betwisten. De minister heeft niet uit mogen gaan van de bevindingen van de toezichthouders. Uit de rapporten waarnaar wordt verwezen, blijkt volgens Dierenrecht dat de betonnen roostervloeren bij [naam 1] schadelijk zijn en bij kalveren tot pijn en letsel leiden.
Standpunt minister
4.1
De minister stelt zich op het standpunt dat het handhavingsverzoek terecht is afgewezen nu er geen sprake is van een overtreding van artikel 1.8, 2.34 of 2.36 Bhd. Er geldt geen verbod om kalveren op betonnen vloeren te houden. De regelgeving vermeldt vereisten die van belang zijn om tijdens het houden van kalveren pijn en letsel bij de dieren te voorkomen. Zo schrijft de regelgeving onder meer voor dat de vloer van een stal stroef is en aangepast aan het gewicht en de grootte van de kalveren en een stevige, vlakke en stabiele oppervlakte vormt en dat de ligruimte van een stal comfortabel en zindelijk is, beschikt over een behoorlijke afvoer en niet schadelijk is voor de kalveren. De wetgever heeft er bewust voor gekozen om in de regelgeving geen gedetailleerde eisen vast te leggen, maar gebruik te maken van doelvoorschriften.
4.2
De minister stelt zich verder op het standpunt dat een bestuursorgaan in beginsel van de juistheid van een rapport van bevindingen mag uitgaan. Dierenrecht heeft geen concrete aanknopingspunten aangevoerd die reden vormen om aan deze bevindingen te twijfelen. Verder heeft Dierenrecht niet aannemelijk gemaakt dat dikke knieën bij de kalveren pijn of letsel veroorzaken als bedoeld in artikel 1.8 Bhd en dat dit het gevolg zou zijn van de gebruikte roostervloeren bij [naam 1] .
Beoordeling door het College
Procedureel
5.1
Voor zover Dierenrecht op de zitting heeft aangevoerd dat ook sprake is van een overtreding van het Bhd, omdat betonnen roostervloeren glad zijn doordat ze vrijwel steeds nat zijn, is dit een uitbreiding ten opzichte van het handhavingsverzoek. In het bezwaarschrift staat dat in het handhavingsverzoek ook niet is gesteld dat de betonnen roostervloer te glad is. De minister heeft bij de beslissing op het handhavingsverzoek met dit punt geen rekening kunnen houden. Het betoog over gladheid valt daarom buiten de omvang van dit geding.
Is er per definitie sprake van een overtreding van het Bhd?
5.2
Dierenrecht neemt het standpunt in dat uit de door haar overgelegde rapporten en verklaring blijkt dat het houden van kalveren op betonnen roostervloeren per definitie overtreding oplevert van één of meer bepalingen van het Bhd, omdat deze vloeren hard en doorgaans nat zijn. Dierenrecht heeft ter nadere onderbouwing hiervan de volgens haar relevante passages daaruit gemarkeerd en deels ook weergegeven en becommentarieerd in haar beroepschrift. Het College vat dit als volgt samen.
5.3
Professor [naam 4] , emeritus professor van de Universiteit van Cambridge, Engeland, geeft in zijn verklaring van 22 november 2019 [2] een overzicht en samenvatting van wetenschappelijk bewijs wat betreft welzijnsproblemen voor kalveren in verband met hun huisvesting, met name op houten en betonnen roostervloeren. Op basis van dat bewijs concludeert hij het volgende. Langdurig liggen op een hard oppervlak is pijnlijk en kan schade aan de huid en letsel veroorzaken. Alle houten en betonnen roostervloeren zijn hard en oncomfortabel. Verblijven met betonnen roostervloeren hebben geen afzonderlijke ligruimte, zodat kalveren geen droge ligruimte hebben. Ongeschikte vloeren kunnen knieletsel (carpale bursitis) veroorzaken dat substantiële pijn kan veroorzaken. Kalveren op roostervloeren hebben een groter kans op staartletsel. De Ongeriefanalyse 2007 [3] vermeldt dat het voor het verminderen van gezondheids- en gedragsproblemen als gevolg van natte (en gladde) vloeren wenselijk is dat er voor vleeskalveren nieuwe vloerconcepten worden ontwikkeld. Volgens een Scientific Opinion van de European Food and Safety Authority (EFSA) uit 2012 [4] moeten natte vloeren vermeden worden vanwege warmte- en rustproblemen en hebben dieren die gehouden worden op roostervloeren een grotere kans op letsel bij het opstaan en gaan liggen. Ontstekingen aan de knie komen meer voor bij kalveren op betonnen en houten roostervloeren dan bij kalveren op rubberen vloeren of stro. Dit had het Scientific Committee on Animal Health and Animal Welfare van de Europese Commissie in 2001 [5] en de EFSA in 2006 [6] ook vastgesteld. In een onderzoek van Schrader et al. uit 2001 [7] wordt melding gemaakt van staartproblemen doordat kalveren op elkaars staart gaan staan op een harde ondergrond. Ook in het onderzoek van Ural el al. uit 2007 [8] komt dit naar voren. Het rapport Alternatieve Vloeren uit 2017 [9] bevat een onderzoek naar verschillende alternatieve vloeren voor kalveren die worden afgezet tegen de referentievloeren houten en betonnen roostervloeren. De conclusie in dit rapport is dat zich bij kalveren op alternatieve vloeren significant minder ontstekingen aan de knie voordoen dan bij kalveren op referentievloeren. Ook geven de vleeskalverhouders aan dat zij op alternatieve vloeren minder knie- en staartproblemen zien dan bij volledig betonnen roostervloeren. Als onderdeel van dit onderzoek zijn door ingenieursbureau [naam 5] stroefheidsmetingen uitgevoerd. Daarbij wordt vermeld dat is uitgegaan van natte omstandigheden, omdat dit de situatie in kalverstallen waar de roosters zijn bevuild met urine en mest het best representeert. De Ongeriefanalyse 2018 [10] vermeldt als ongerief de gladheid van houten vloeren en de betere grip, maar hardere ondergrond van de betonroosters. De onderzoekers hebben aan harde vloeren een ongeriefscore van 4 toegekend.
5.4.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het College motiveert dit als volgt.
5.4.2
Met de overgelegde rapporten en verklaring heeft Dierenrecht laten zien dat betonnen roostervloeren voor kalveren risico’s voor het welzijn van de dieren kunnen meebrengen. Ook blijkt uit de rapporten en verklaring dat deze risico’s voor het welzijn van kalveren al bijna twintig jaar bekend zijn. Met name als de roostervloeren nat (en glad) zijn. In (vrijwel) alle rapporten wordt ervan uitgegaan dat dit doorgaans het geval is. Deze gegevens hebben de Nederlandse en Europese wetgever er niet toe gebracht betonnen roostervloeren uitdrukkelijk te verbieden. Richtlijn 2008/119/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren (Kalverrichtlijn), die in Bijlage 1 voorwaarden stelt voor de kalverhouderij, bevat geen verbod op betonnen roostervloeren. Hoewel het de lidstaten op grond van artikel 11 van de Kalverrichtlijn is toegestaan strengere bepalingen dan de richtlijn te handhaven of toe te passen, bevat ook het Bhd geen uitdrukkelijk verbod op het houden van kalveren op roostervloeren. Het houden van kalveren op betonnen roostervloeren levert dan ook pas een overtreding van het Bhd op indien in een concreet geval door de houder van de kalveren niet wordt voldaan aan in dit besluit opgenomen voorschriften voor de verblijfsruimte voor kalveren, zoals dat deze geen bodembedekking mag bevatten die schadelijk is voor het dier (artikel 1.8, derde lid), dat een kalf zonder problemen moet kunnen liggen, rusten en opstaan (artikel 2.34, eerste lid), en dat de ligruimte comfortabel, zindelijk en niet schadelijk moet zijn (artikel 2.36, eerste lid).
5.4.3
Uit de passages in de rapporten en verklaring waar Dierenrecht naar heeft verwezen, komt naar voren dat natte en harde vloeren minder comfortabel zijn om te rusten. Kalveren op betonnen roostervloeren hebben een grotere kans op ontstekingen aan de knie. Er doen zich meer staartproblemen voor bij kalveren die worden gehouden op betonnen roostervloeren. De rapporten leveren echter niet voldoende grondslag op om stellig te kunnen concluderen dat betonnen roostervloeren zonder meer schadelijk zijn voor kalveren, dat kalveren op een betonnen roostervloer per definitie niet zonder problemen kunnen liggen, rusten of opstaan of dat een stal met een betonnen roostervloer in geen geval comfortabel en zindelijk kan zijn en altijd schadelijk is. Veel problemen doen zich voor in stallen met betonnen roostervloeren die voortdurend nat zijn. Het is echter niet komen vast te staan dat betonnen roostervloeren altijd nat zijn door urine en mest. De onderzoeken waarvan Dierenrecht rapporten heeft overgelegd, zijn er niet op gericht geweest om dat vast te stellen. De minister heeft er ook op gewezen dat verscheidene onderzoeken al geruime tijd geleden zijn uitgevoerd en dat er sindsdien wezenlijke veranderingen in de kalverhouderij zijn doorgevoerd. Enkel op grond van de rapporten en verklaring die Dierenrecht heeft overgelegd, kan dan ook niet worden geconcludeerd dat het gebruik van betonnen roostervloeren, omdat deze hard en doorgaans nat zouden zijn, in strijd is met het Bhd.
5.4.4
Hierom en omdat de rapporten en verklaring niets zeggen over de toestand van de betonnen roostervloeren bij [naam 1] en de wijze waarop de kalveren op dit bedrijf op deze soort vloer worden gehouden, kan niet alleen op grond van de rapporten en verklaring worden vastgesteld dat sprake is van één van de hiervoor in 5.4.2 genoemde overtredingen bij [naam 1] . Om te kunnen vaststellen of sprake is van een overtreding moet de minister dan ook onderzoek (laten) doen op het bedrijf van [naam 1] naar de relevante feiten en omstandigheden waaronder de kalveren daar op een betonnen roostervloer worden gehouden. Daartoe heeft de minister de in 1.2 genoemde inspectie op het bedrijf van [naam 1] laten verrichten, waarvan de onderzoeksresultaten zijn vastgelegd in het naar aanleiding daarvan opgestelde rapport van bevindingen.
Mocht de minister gebruik maken van het rapport van bevindingen van de toezichthouders?
5.5.1
Dierenrecht heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de minister zich niet heeft mogen baseren op het rapport van bevindingen dat is opgemaakt over de inspectie bij [naam 1] . Dierenrecht stelt dat zij met de rapporten voldoende vraagtekens heeft gezet bij de bevindingen. Deze beroepsgrond slaagt evenmin. Het College licht dit als volgt toe.
5.5.2
Het College stelt vast dat het rapport van bevindingen volgens de ondertekening is opgemaakt op ambtsbelofte. Een bestuursorgaan mag, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een door een toezichthouder op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend rapport, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het rapport weergeven. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent.
5.5.3
Dierenrecht heeft aangevoerd dat uit de overgelegde rapporten en verklaring blijkt dat betonnen roostervloeren bij kalveren leiden tot pijn en letsel, omdat deze vloeren hard zijn. Het oordeel van de minister dat dat bij [naam 1] anders is, kan volgens Dierenrecht dan ook geen stand houden. Zoals hiervoor al is geoordeeld, kan niet alleen op grond van deze rapporten en de verklaring worden vastgesteld dat de betonnen roostervloeren bij [naam 1] leiden tot letsel of pijn omdat deze vloeren hard zijn. Het College stelt vast dat de toezichthouders bij de inspectie van de stallen van [naam 1] binnen en buiten de steekproef géén kalveren hebben gevonden met dikke knieën. Dierenrecht heeft niet aannemelijk gemaakt dat er wel kalveren met ontstekingen aan de knieën aanwezig waren bij de controle. Dierenrecht heeft naar voren gebracht dat de toezichthouders twee kalveren hebben aangetroffen met een deels geamputeerde staart en dat zij ten onrechte geen verband hebben gelegd met de betonnen roostervloer. Gelet op de uitkomsten van het onderzoek van Schader et al. moeten deze staartbeschadigingen vrijwel zeker het gevolg zijn van de betonnen roostervloeren. Ook is het volgens Dierenrecht onduidelijk hoe de toezichthouders de staarten hebben onderzocht. Het College stelt vast dat een van de aangetroffen kalveren (een startkalf), met een geamputeerde staart, werd gehouden op een houten roostervloer en dus niet relevant is voor het onderhavige handhavingsverzoek ten aanzien van betonnen roostervloeren. De toezichthouders hebben in het rapport van bevindingen naar het oordeel van het College voldoende toegelicht waarom zij het andere aangetroffen kalf, met een korte staart, niet in verband hebben kunnen brengen met de betonnen roostervloer waarop de kalveren worden gehouden. Dit kalf was met een korte staart aangevoerd op het bedrijf van [naam 1] .
5.5.4
Volgens Dierenrecht worden de betonnen roostervloeren pas schoongemaakt als de kalveren op transport naar het slachthuis gaan. Harde betonnen roostervloeren die nat zijn door mest en urine, zijn niet geschikt om te rusten en zijn ook niet zindelijk en comfortabel. Ook dit levert onvoldoende grond op om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. De toezichthouders hebben onderzoek gedaan naar overtreding van bepalingen van het Bhd. Zij hebben vastgesteld dat de dieren schoon waren en nagenoeg niet waren bevuild met mest op de vacht. Anders dan Dierenrecht stelt blijkt uit de bij het rapport van bevindingen gevoegde foto’s niet dat de kalveren wel met mest waren bevuild. De toezichthouders hebben voldoende toegelicht dat zij op de door Dierenrecht genoemde aspecten geen overtredingen hebben kunnen vaststellen.
5.5.5
Dit betekent dat de beroepsgronden van Dierenrecht tegen het gebruik van het rapport van bevindingen door de minister niet slagen. De minister mocht daarom uitgaan van de bevindingen in dit rapport. Op grond van deze bevindingen heeft de minister terecht vastgesteld dat [naam 1] geen overtreding van het Bhd heeft begaan. De minister was dus niet bevoegd om handhavend op te treden tegen [naam 1] .
Wat is de betekenis van inspecties die zijn uitgevoerd bij twee andere bedrijven?
5.6
Dierenrecht heeft bij de minister rapporten opgevraagd van inspecties die in 2017 en 2018 (bij andere bedrijven) zijn verricht. Bij een melkveehouderij en een gemengd bedrijf zijn kalveren aangetroffen op een houten of betonnen roostervloer. In die zaken hebben de toezichthouders dat aangemerkt als een overtreding van het Bhd. De minister had daarom in het geval van [naam 1] het gebruik van betonnen roostervloeren ook als een overtreding moeten aanmerken. De minister heeft betwist dat in de gevallen uit 2017 en 2018 is gehandhaafd enkel en alleen op basis van de aanwezigheid van een roostervloer. Het was de aanwezigheid van andere omstandigheden, zoals een natte mestaanslag op de roostervloer en een niet ingestrooide lattenbodem waar dat verplicht is, die maakten dat overtredingen zijn vastgesteld. Om handhavend te kunnen optreden tegen [naam 1] , dient de minister vast te stellen dat [naam 1] een overtreding heeft begaan. Hiervoor is het College tot de conclusie gekomen dat de minister op goede gronden heeft vastgesteld dat bij de inspectie niet is gebleken dat [naam 1] met het houden van kalveren op betonnen roostervloeren een overtreding pleegt van het Bhd. Inspecties van de minister van andere stallen bij andere veehouders kunnen daar niet aan af doen.
Conclusie
5.7
Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te betalen.
Beslissing
Het college verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C. Stuldreher, mr. M.M. Smorenburg en mr. W.J.A.M. van Brussel, in aanwezigheid van mr. B.W.N. van den Oever, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2024.
w.g. S.C. Stuldreher w.g. B.W.N. van den Oever

Bijlage

Wet Dieren
Artikel 2.2, achtste lid
8. Het is houders van dieren verboden aan deze dieren de nodige verzorging te onthouden.
Besluit houders van dieren
Artikel 1.8
1. Een ruimte waarin een dier wordt gehouden, wordt voldoende verlicht en verduisterd om aan de ethologische en fysiologische behoeften van het dier te voldoen.
2. Behuizingen, waaronder begrepen de vloer, waarin een dier verblijft en inrichtingen voor de beschutting voor een dier zijn op zodanige wijze ontworpen, gebouwd en onderhouden dat bij de dieren geen letsel of pijn wordt veroorzaakt en bevatten geen scherpe randen of uitsteeksels waaraan het dier zich kan verwonden.
3. In de ruimte waarin een dier wordt gehouden, worden geen materialen en, in voorkomend geval, bodemdekking gebruikt die ongeschikt of schadelijk zijn voor het dier.
4. De materialen, bedoeld in het derde lid, kunnen eenvoudig worden gereinigd en ontsmet.
Artikel 2.34
1. De stal is zodanig ingericht dat een kalf zonder problemen kan liggen, rusten, opstaan en zich zonder problemen kan likken.
2. Indien kalveren in een stal met ligboxen worden gehouden, is het aantal ligboxen ten minste gelijk aan het aantal kalveren.
Artikel 2.36
1. De ligruimte van een stal is comfortabel en zindelijk, beschikt over een behoorlijke afvoer en is niet schadelijk voor de kalveren.
2. De vloer van de stal van kalveren jonger dan twee weken is ingestrooid met adequaat strooisel.
3. Kalveren met uitzondering van vleesstierkalveren ouder dan twee maanden beschikken over ligruimte die is ingestrooid of is voorzien van een kunststof mat, houten lattenrooster of rubber toplaag.
4. De oppervlakte van de ligruimte bedraagt in stallen waarin de kalveren niet zijn aangebonden of niet in eenlingboxen zijn gehuisvest, voor kalveren tot een leeftijd van drie maanden ten minste 0,50 m² beschikbare ruimte per kalf en voor kalveren ouder dan drie maanden ten minste 0,70 m² beschikbare ruimte per kalf.

Voetnoten

1.Vonnis van rechtbank Den Haag, 29 juli 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:6589).
2.Statement of Witness by emeritus professor [naam 4] of the department of veterinary medicine of the University of Cambridge regarding Flooring and welfare in calves, 22 november 2019.
3.Ongerief bij rundvee, varkens, pluimvee, nertsen en paarden, Animal Sciences Group van Wageningen UR, Rapport 71, oktober 2007.
4.Scientific Opinion on the welfare of the cattle kept for beef production and the welfare in intensive calf farming systems, EFSA Panel on Animal Health and Welfare, 15 mei 2012, EFSA Journal 2012;10(5):2669.
5.The Welfare of Cattle kept for Beef Production, Scientific Committee on Animal Health and Animal Welfare, 25 april 2001.
6.Scientific Opinion on The risk of poor welfare in intensive calf farming systems van 24 mei 2006
7.The Ocurrence of Tail Tip Alterations in Fattening Bulls Kept Under Different Husbandry Conditions, L. Schader et al, Animal Welfare, 2001, 10:119-130.
8.Tail-Tip Necrosis iin Beef and Dairy Cattle: A Report of Seven Cases in Ankara, Ural et al, Kafkas Üniv Vet Fak Derg, 13(2): 203-207, 2007.
9.Alternatieve vloeren voor vleeskalveren, Wageningen UR, Livestock Research, Rapport 1056.
10.Update Ongeriefanalyse Voorlopige deelrapportage onderdeel vleeskalveren, onderdeel van het project “Update Ongeriefanalyse landbouwhuisdieren”, Wageningen University & Research, december 2018.